Het benaderen van elkaars relaties

05-02-2012 Print this page

B9 10751. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 31 januari 2012, LJN: BV2691, Total Power Europe B.V.  tegen Total Power Development B.V. 

Samenwerkings- en royalty-overeenkomst met IE-component. Overeenkomst over de tot stand gekomen en nog tot stand te komen projecten en de bescherming en financiële afwikkeling van elektronische voedingen, die zijn ontwikkeld en geproduceerd in de periode dat partijen nog deel uitmaakten van één concern. Volgens de overeenkomst berusten de eigendomsrechten van de voedingen bij gedaagde TPD, terwijl aan eiser TPE de exclusieve productie- en handelsrechten zijn toegekend. TPE betaalt aan TPD hiervoor een vergoeding.

Het geschil betreft o.a. het benaderen van elkaars relaties en de vraag wat als een (beschermd) project in de zin van de overeenkomst kan worden aangemerkt. TPE stelt dat TPD onrechtmatig  een relatie (AGFA) van TPE benaderd heeft. De rechtbank wees de vorderingen van TPE eerder af, het hof bekrachtigt i.c het vonnis van de rechtbank. Het IE-recht komt ter sprake bij de definitie van een beschermd project. Dat er daarbij sprake moest zijn van activiteiten, die tot het ontstaan van intellectuele eigendomsrechten op ontwikkelde voedingen hadden geleid (zoals de rechtbank heeft aangenomen), volgt volgens TPE niet uit artikel 9 van de royaltyovereenkomst. Het hof ziet dit anders:

4.4.4.Het hof stelt vast dat TPE in de memorie van grieven onder punt 18 bewijs heeft aangeboden van de volgende stelling: “Met artikel 9 werd niet beoogd om (louter) intellectuele eigendomsrechten te beschermen, (….) Het ging bij artikel 9 er puur en alleen om dat er zekerheid kwam dat partijen over en weer elkaars relaties niet zouden benaderen voor wat betreft lopende projecten of tijdens de samenwerking tot stand gekomen en nog tot stand te komen projecten, ongeacht of er sprake was van alleen ontwikkeling en/of ook productie en/of handel”.

Voor zover TPE hiermee heeft willen betogen dat het TPD niet vrijstaat om in het kader van een nog te verwerven (gezamenlijke) opdracht daarnaast zelfstandig (en daarmee concurrerend) te opereren om de betreffende opdracht uitsluitend ten eigen nutte en profijt binnen te halen, vloeit dat rechtstreeks voort uit de strekking van zowel de samenwerkingsovereenkomst als de royaltyovereenkomst. TPD heeft dat ook niet betoogd. Een bewijsopdracht terzake is daarom niet relevant te achten.
 TPD heeft uitsluitend betoogd dat ingeval een opdracht niet werd gegund er alsdan geen sprake (meer) is van een (gezamenlijk) project in de zin vande royaltyovereenkomst. Het hof acht dat standpunt juist. Voor zover TPE heeft willen stellen dat elke inspanning gericht op het binnenhalen van een opdracht voor een voeding is aan te merken als een project in de zin van de royaltyovereenkomst (ook al blijken die inspanningen nadien vruchteloos), zodat het TPD niet meer vrijstaat die relatie nadien te benaderen, is dit een uitleg die niet kan worden aanvaard en waarvoor ook geen enkel aanknopingspunt te vinden is in de stukken. Het gevolg van een dergelijke uitleg van de overeenkomst zou bovendien zijn dat er in de loop van de samenwerkingsovereenkomst een groeiend aanta’”relaties” van TPE zou ontstaan, waarmee TPE (voor wat betreft de opdracht voor één bepaalde voeding) feitelijk geen zaken doet, maar waarmee TPD, los van de verplichtingen als overigens neergelegd in de samenwerkingsovereenkomst, (ook) geen zaken mag doen voor (soortgelijke) opdrachten als aan de orde (geweest) in het kader van hun gezamenlijke inspanning om die opdracht binnen te halen. (…) Aan het bewijsaanbod wordt voorbijgegaan, omdat het gezien het bovenstaande te weinig specifiek is te noemen. Ook dit onderdeel van de grief faalt.

Lees het vonnis hier.