Het door deze kenmerken bepaalde stramien (format)

06-07-2011 Print this page

B9 9891, Gerechtshof Amsterdam, 5  juli 2011, 200.042.617/01, Dick Maas tegen Armada Productions BV. (met dank aan Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Formatbescherming. Omvangrijk tussenarrest na Rechtbank Amsterdam, 17 juni 2009, B9 7995 en Rechtbank Amsterdam, 19 december 2007,  B9 5436. Gecompliceerd geschil over formats, scenario’s, overdachten, faillissementen en handtekeningen.

Het hof oordeelt dat het format van de Flodder films en Flodder televisieprogramma’s een voor auteursrechtelijke bescherming vatbaar format is, waarbij het hof, niet oninteressant, nader ingaat op de vereisten voor formatbescherming: “Met name is niet vereist dat het format voorafgaande aan de schepping van de afzonderlijke afleveringen is vastgelegd. Toereikend is dat het format, als gezegd, tevoren is bedacht in een vorm die door zijn (in de afzonderlijke afleveringen terugkerende en in de verhaallijnen van de diverse scenario’s verder ontwikkelde) gezamenlijke elementen als basisgedachte voldoende is omlijnd en uitgewerkt, waardoor het format zich structureel onderscheidt van een rudimentair, nog vormloos idee”.

Dick Maas is, zonder tegenbewijs, aan te merken als maker en auteursrechthebbende. “(…) buiten twijfel is dat Maas de oorspronkelijk auteursrechthebbende op het Flodderformat was en dat hij bij de verdere ontwikkeling daarvan, zowel bij de films als de tv-series, steeds uiterst nauw betrokken is geweest. Er moeten daarom goede redenen zijn om te kunnen aannemen dat hij zijn recht aan een ander heeft overgedragen.” Die redenen ziet het hof vooralsnog niet. Onder meer overeenkomsten waarin slechts auteursrechten op het scenario worden overgedragen bieden bijvoorbeeld geen grond om aan te nemen dat daarmee ook de rechten m.b.t. het format zijn overgedragen. 

In citaten:

3.4 Het (door Maas ingestelde) principaal appel is in de kern gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat hij zijn rech ten op het format aan derden heeft overgedragen en dus zelf niet meer tegen inbreuk daarop kan ageren. In het (voorwaarde lijk) incidenteel appel komt Armada (in de grieven I en II) op tegen de beslissing dat Maas als maker van het format moet gelden en dat de overdracht van de rechten op films en/of tv- serie niet mede de overdracht van de rechten op het format omvat.

3.6 De rechtbank heeft in het tussenvonnis onder 4.3 overwogen dat ook indien vanuit één werk later, op basis van het in het aanvankelijk werk besloten liggende stramien, nieuwe werken worden gemaakt, aan dit stramien auteursrechtelijke bescherming kan toekomen en dat het aan de Flodderfilms en de Flodder tv-serie ten grondslag liggende format voldoet aan de voor afzonderlijke auteursrechtelijke bescherming als werk te stellen eisen, nu het gaat om een voldoende uitgewerkt stramien dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt, zoals dat kan worden af geleid uit de in het tussenvonnis onder 2.4 weergegeven gemeenschappelijke trekken

3.8 (…) Armada doet haar betoog onder meer steunen op het argument dat het bedoelde format niets anders is dan een voortborduren op (alle) elementen die reeds in het scenario van de eerste Flodderfilm waren verwerkt, Van dit laatste uitgaande  - Maas bevestigt dat alle elementen al in de eerste film aanwezig waren - moet worden aangenomen dat de (in het tussenvonnis onder 2.4 en hierboven in 3.l sub (iv) opgesomde) gemeenschappelijke kenmerken die in alle films en de tv-serie voorkomen, zijn bedacht voor het tot stand komen van de eerste  film. Dat betekent dat reeds in de eerste film het door deze kenmerken bepaalde stramien (het format) is te herkennen dat terugkeert in latere films en tv-serie(s). Dat aldus omlijnde format, dat als zodanig kan worden onderscheiden van en vooraf gaat aan de scenario’s van de opvolgende films en dat in zijn kenmerkende bestanddelen, zoals die in het vonnis (en iets uitgebreider in productie l van Maas in eerste aanleg) zijn opgesomd, voldoende is uitgewerkt, getuigt van een eigen en oorspronkelijk karakter en draagt, als resultaat van bij de totstandkoming ervan gemaakte creatieve keuzes, het persoon lijkstempel van de maker. Meer is niet vereist om als zelfstandig auteursrechtelijk werk beschermd te zijn. Met name is niet vereist dat het format voorafgaande aan de schepping van de afzonderlijke afleveringen is vastgelegd. Toereikend is dat het format, als gezegd, tevoren is bedacht in een vorm die door zijn (in de afzonderlijke afleveringen terugkerende en in de verhaallijnen van de diverse scenario’s verder ontwikkelde) gezamenlijke elementen als basisgedachte voldoende is omlijnd en uitgewerkt, waardoor het format zich structureel onder scheidt van een rudimentair, nog vormloos idee.

3.9 Aldus beschouwd is dus, anders dan Armada betoogt, het format in het onderhavige geval geen afgeleide van een aantal films maar ligt het integendeel daaraan ten grondslag. Armada kan dan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat de rechten op het (in haar ogen afgeleide) format zouden toekomen aan de rechthebbenden op een veelvoud van elkaar opvolgende werken. Nu Maas onweersproken heeft te gelden als de schrijver en regisseur van in ieder geval de eerste twee Flodderfilms en medeauteur van de derde Flodderfilm en als (mede)auteur van een deel van de Flodder tv-serie, moet hij ook gelden als de maker van het daaraan voorafgaande format, Daaraan doet niet af dat ook anderen scenario’s voor diverse afleveringen hebben geschreven en die hebben geregisseerd. Dat wordt evenmin anders indien juist zou zijn dat ook anderen over het oorspronkelijke idee hebben nagedacht, zoals Armada stelt maar door Maas wordt betwist. Ook het in dit verband subsidiair gevoerde verweer van Armada kan derhalve niet slagen.

3.10 Het vorenstaande brengt mee dat het verweer dat geen sprake is van een voor auteursrechtelijke bescherming vatbaar format Flodder• moet worden verworpen en dat de incidentele grief I geen doel treft. Voor de verdere beoordeling van de zaak strekt tot uitgangspunt dat aan alle voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming van het Flodderformat is voldaan en dat Maas, als geestelijk schepper ervan, als (oorspronkelijk) enig auteursrechthebbende op dit format dient te worden aangemerkt.

3.12 Wel geldt als belangrijk gezichtspunt dat buiten twijfel is dat Maas de oorspronkelijk auteursrechthebbende op het Flodderformat was en dat hij bij de verdere ontwikkeling daarvan, zowel bij de films als de tv-series, steeds uiterst nauw betrokken is geweest. Er moeten daarom goede redenen zijn om te kunnen aannemen dat hij zijn recht aan een ander heeft overgedragen. 

3.15 Anders dan Armada verdedigt en anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is het hof van oordeel dat op grond van de geciteerde bepalingen niet kan worden aangenomen dat Maas de auteursrechten op het Flodderformat op enig moment aan een ander heeft overgedragen. Daartoe is het volgende redengevend.

3.16 Het hof constateert dat in de overeenkomsten III en IX expliciet de auteursrechten op het in die overeenkomsten genoemde scenario worden overgedragen. Met betrekking tot de rechten op het format (het “Flodderconcept") wordt een andere formulering gebezigd, te weten dat deze rechten berusten bij de producent.

3.16.3 De te beantwoorden vraag is dan of de partijen bij de desbetreffende overeenkomsten door de desbetreffende erkenning hebben beoogd een volledige overdracht van de auteursrechten op het format te bewerkstelligen. Het hof beantwoordt die vraag, met Maas, ontkennend.(…)

3.16.7 Op grond van het voorgaande oordeelt hat hof dat geen goede reden bestaat om aan te nemen dat Maas de hem toebehorende volledige autaursrechten op het Flodderformat heeft overgedragen aan Zonnedael B.V. i.o. dan wel aan Flodder Televisie B.V./Almerica Film B.V. Ook de andere overeenkomsten, waarin slechts auteursrechten op aan scenario worden overgedragen, bieden hiervoor gaan grond.

3.18 Het hof komt, ook na kennisname van de overgelegde akten en de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen, tot de slotsom dat voorshands is bewezen dat Maas, ten tijde van het instellen van de onderhavige vordering, auteursrechthebbende was op het Flodderformat. Armada heeft evenwel in hoger beroep (te gen)bewijs aangeboden en heeft het hof tevens verzocht om haar in staat te stellen nader bewijs te leveren, bijvoorbeeld door dat bij de curator in het faillissement van FFF nadere stukken worden opgevraagd, Het hof zal Armada tot dit een en ander in de gelegenheid stellen en zal daartoe de zaak naar de rol verwijzen(…)

3.20 Het hof merkt allereerst op dat, indien er in deze procedure niet van kan worden uitgegaan dat de rechten op het Flodderformat door Maas aan een ander zijn overgedragen, de curator, voor zover hij deze rechten overdroeg aan Armada, daartoe beschikkingsonbevoegd was. Artikel 3:88 BW biedt aan Armada geen derdenbescherming tegen deze vorm van beschikkingsonbevoegdheid.

Lees het arrest hier.