Het gebruik, niet de inschrijving

31-05-2012 Print this page

B9 11287. Rechtbank Rotterdam, sector kanton, 17 april 2012 LJN: BW7126 (Mainfreight).

Handelsnaamrecht. Verzoek ex artikel 6 Handelsnaamwet tot wijziging van de handelsnaam Mainfreight B.V. wegens gestelde inbreuk op de handelsnaam Main Freight Carriers van verzoekster. Het verzoek wordt afgewezen, nu het gestelde eerste gebruik, dus niet de inschrijving, van de handelsnaam niet is onderbouwd. “Het eerdere gebruik van de handelsnaam is een zo essentiële voorwaarde voor het inroepen van de bescherming ex artikel 5 HnW is, dat reeds op die grond en los van een eventueel verweer verwacht mag worden dat verzoekster het gestelde eerste gebruik van de handelsnaam in het handelsverkeer op zijn minst onderbouwt.”  1019h proceskostenveroordeling verzoekster: € 17.000,00 inclusief  BTW.

5.4 De hiervoor onder 5.3 bedoelde onderbouwing ontbreekt. Verzoekster heeft weliswaar uittreksels uit het Handelsregister (zie 2.1 en 2.2) in het geding gebracht, maar volgens vaste rechtspraak (HR 6 september 1996, NJ 1962, 360) kan de enkele inschrijving in het Handelsregister niet als onderbouwing van het feitelijk gebruik van de handelsnaam dienen. Dat op het onder 2.1 genoemde uittreksel het emailadres [email protected] en het internetadres www.mainfreight.nl vermeld staat, wat op zichzelf een aanwijzing voor het gebruik van de handelsnaam kan zijn, doet hier niets aan af. Gesteld noch gebleken is immers sinds wanneer gebruik is gemaakt van deze domeinnaam. Ook met de als productie 7 bij akte houdende overlegging producties van verzoekster overgelegde brief van de Kamer van Koophandel d.d. 4 augustus 1997 ter zake het handelsnaamonderzoek onderbouwt verzoekster het gestelde gebruik van de handelsnaam niet.

Dat er onderzoek is gedaan naar de handelsnaam, betekent immers niet per definitie dat de handelsnaam ook feitelijk in gebruik genomen is. Hetzelfde geldt voor de verklaring van [E] d.d. 20 februari 2012. Daargelaten welke bewijswaarde aan de verklaring dient te worden toegekend, leidt de omstandigheid dat [E] aan de onderneming met de naam Main Freight Carriers refereert niet tot de eenduidige conclusie dat deze naam daadwerkelijk in het handelsverkeer gebruikt wordt. Ten slotte heeft verzoekster gesteld dat uit de website van verzoekster blijkt dat zij de handelsnaam al sinds 1997 voert. Nu verzoekster deze stelling niet nader toegelicht heeft, heeft zij het gestelde gebruik van de handelsnaam hier evenmin mee onderbouwd.

5.5 Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat verzoekster niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Aan het toelaten van verzoekster tot het leveren van bewijs wordt derhalve niet toegekomen. Niet is komen vast te staan dat verzoekster een ouder handelsnaamrecht heeft dan verweerster. Zij kan zich daarom niet beroepen op bescherming van artikel 5 HnW. Het verzoek dient te worden afgewezen.

1019h proceskosten: 5.6. Gelet op het feit dat de onderhavige zaak een relatief eenvoudige handelsnaamwetzaak betreft die zelfs in persoon gevoerd mag worden en op de omstandigheid dat de gemachtigde van verweerster – zonder (voldoende) te onderbouwen waar het verschil in gelegen is – een beduidend hoger bedrag aan proceskosten opgevoerd heeft (€ 13.000,29 ten opzichte van € 21.290,25), wordt ter zake de door verweerster gemaakte proceskosten een bedrag van € 17.000,00 inclusief BTW redelijk geacht. Dit bedrag zal worden toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag zal vanaf veertien dagen na betekening van de beschikking worden toegewezen.

Lees de beschikking hier.