Het idee valt samen met de uitdrukking daarvan

06-06-2012 Print this page

B9 11307. Gerechtshof Leeuwarden, 5 juni 2012, LJN: BW7540, Nautavorm & Score B.V. c.s. tegen Geïntimeerden (met gelijktijdige dank aan Douglas Mensink, Micta).

Auteursrecht. Voetensteunen. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rb Groningen, 7 juli 2010, Nautavorm v Oei, IEPT20100707).

Het hof oordeelt, in de woorden van het HvJ EU in Bezpečnostní softwarová, dat “het idee samenvalt met de uitdrukking daarvan.” De voetensteun van eiser Score  is “te zeer het resultaat is van door bepaalde functionele en technische uitgangspunten beperkte keuzes” en is om die reden niet auteursrechtelijk beschermd. De omstandigheid dat branchegenoten de voetensteun herkennen als een voetensteun afkomstig van Score, doet daaraan niet af. “Het herkomstcriterium speelt bij de beoordeling of iets te beschouwen is als een werk in de zin van de Auteurswet immers geen rol.” Van slaafse nabootsing is evenmin sprake.

10. Vaststaat dat het hier gaat om een gebruiksvoorwerp dat bestemd is om in werksituaties te worden gebruikt. Volgens DIN 4556 dient de voetenplank bepaalde afmetingen te hebben. Uit de door  appellanten  overgelegde verkoopbrochures blijkt verder dat de voetenplank ter wille van duurzaamheid wordt vervaardigd uit slijtvast hoogwaardige kunststof.

11. (…) appellanten  bestrijden dat het ontwerp voor de voetenplank technisch is bepaald. Ter ondersteuning van hun stelling dat de voetenplank niet technisch is bepaald, wijzen zij op het bestaan van functioneel gelijkwaardige alternatieve vormen.  geïntimeerden  bestrijden het standpunt van  appellanten  Daartoe voeren zij, kort gezegd, aan dat het uiterlijk van de voetenplank zo zeer het resultaat is van keuzes die bepaald zijn door de gebruiksbestemming van de voetensteun en daarmee verband houdende eisen van functionele en technische aard dat de voetensteun niet als een werk in de zin van de Auteurswet kan worden aangemerkt.

12. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat alle door  appellanten  gestelde beschermende subjectieve elementen van de voetenplank, te weten (i) de afmeting (ii) de afgeronde hoeken en de (daarmee verkregen) achthoekige vorm, (iii) de  17 lijnen in de vorm van een soort brede V, (iv) de materiaalkeuze en (v) de kleur, in overwegende mate zijn ingegeven door de aan een voetensteun te stellen functionele en technische eisen waardoor het idee samenvalt met de uitdrukking daarvan.

(…) 17. Aan  appellanten  kan worden toegegeven dat het doorlopen van de verticale profielen in de zijkant van de plank getuigt van een subjectieve keuze. Binnen het gehele ontwerp is dit aspect echter van zodanig ondergeschikte aard dat het niet een eigen auteursrechtelijk relevante inbreng teweegbrengt. De omstandigheid dat branchegenoten de hier bedoelde voetensteun herkennen als een voetensteun afkomstig van Score, doet hieraan niet af. Het herkomstcriterium speelt bij de beoordeling of iets te beschouwen is als een werk in de zin van de Auteurswet immers geen rol.

18. De conclusie van het hof is dat vorm van de voetenplank van  appellanten  te zeer het resultaat is van door bepaalde functionele en technische uitgangspunten beperkte keuzes en dus niet kan worden beschouwd als een auteursrechtelijk werk in de zin van artikel 10 van de Auteurswet. Nu  appellanten  hun vordering primair hebben gebaseerd op de overdracht van auteursrechten, is de vordering door de rechtbank op de primaire grondslag terecht afgewezen.

Slaafse nabootsing: 22.  Het hof is van oordeel dat  appellanten , in het licht van de daartegenover gestelde betwisting van  geïntimeerden , onvoldoende hebben onderbouwd op welke wijze hun voetensteun een eigen plaats in de markt heeft. Nu  appellanten  hiervan ook geen bewijs hebben aangeboden - het onder sub 64 van de memorie van grieven geformuleerde algemene bewijsaanbod is onvoldoende gespecificeerd en concreet - concludeert het hof dat niet is komen vast te staan dat de voetensteun van  appellanten  op de relevante markt wat vormgeving betreft een eigen plaats inneemt en voldoende onderscheidend vermogen heeft. Bij gebreke van dit onderscheidend vermogen, behoeven de overige aspecten van de slaafse nabootsing, waaronder het gestelde verwarringsgevaar, geen nadere bespreking.

Lees het arrest hier.