Het kalenderjaar 2007 (HB)

29-08-2011 Print this page

B9 10068. Gerechtshof Amsterdam, 23 augustus 2011, 200.0130645, Sapph Intimates B.V. tegen De Deugd (met dank aan Nico Beltman, Beltman Van Marle Zoutberg).

Auteursrecht en persoonlijkheidsrechten fotograaf. Geschil over de omvang en duur van de gebruikslicentie.

Hoger beroep tegen Vzr. Rechtbank Utrecht, 23 juli 2008, B9 6597, met in achtneming van oordeel bodemrechter in Rechtbank Amsterdam, 23 maart 2011, B9 9495 (tussenvonnis) en Rechtbank Amsterdam, 8 september 2010, B9 9340 (eindvonnis). Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep, maar slechts waar het de schadevergoeding voor gederfde inkomsten betreft. Voor het overige bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank: volledige nakoming contractuele betalingsverplichting door Sapph, vergoeding meerwerk en verbod om (verder) gebruik te maken van het fotomateriaal. In citaten:

3.2 In het onderhavige kort geding heeft De Deugd een bedrag van € 31.894.- gevorderd als vergoeding voor de inkomsten die hij heeft gederfd doordat zijn jaarkalender in 2007 niet heeft kunnen verschijnen. Overwegende dat aannemelijk is dat de omstandigheid dat de kalender niet is gedrukt het gevolg is van een tekortkoming van Saphh, heeft de voorzieiningenrechter een bedrag van 5.000,- toegewezen. In de bodemprocedure heeft De Deugd vervolgens het restant-bedrag (ad € 26.894,-) gevorderd. De rechtbank was echter (in rechtsoverweging 4.31 van het tussenvonnis) van oordeel dat De Deugd, gelet ook op de betwisting zijdens Sapph. onvoldoende concreet heeft gesteld dat sprake is van een causaal verband tussen hetgeen hij Sapph verwijt en de door hem geleden schade en zij heeft de vordering in het eindvonnis afgewezen. Dit oordeel van de bodemrechter brengt mee dat het bedrag van 5.000.- met de daarover (subsidiair) gevorderde wettelijke rente in eerste aanleg ten onrechte toegewezen is, zodat grief I slaagt.

3.3 Voorts heeft De Deugd aanspraak gemaakt op betaling van de overeengekomen. maar door Sapph nog niet betaalde licentievergoeding ter grote van €12.000,-. Dit bedrag is in het bestreden vonnis toegewezen en vervolgens door Sapph betaald, waarna De Deugd het niet betrokken heeft in zijn vordering in de bodemprocedure. Dat deze licentievergoeding contractueel is verschuldigd, wordt door Sapph c.s. niet betwist, maar zij acht het onredelijk dat De Deugd vasthoudt aan betaling van het volledige bedrag terwijl Sapph van de licentie slechts beperkt profijt heeft gehad. Voor zover dit verweer berust op de stelling dat een groot deel van de foto’s was bestemd voor publicatie in 2008, stuit het af op het oordeel in rechtsoverweging 4.38 van het tussenvonnis in de bodemprocedure. In navolging van dat oordeel gaat het hof ervan uit dat alle uitgeleverde werken (die slechts eenmalig mochten worden gebruik) in 2007 zijn gepubliceerd. In de enkele omstandigheid dat De Deugd (bij brief van 17 december 2007) Sapph heeft gesommeerd om alle foto's voor 1 januari 2008 van haar website te halen, ziet het hof - ook wanneer het er veronderstellenderwijs met Sapph van uitgaat dat de licentie zich niet tot het kalenderjaar 2007 beperkte - geen reden om (voorshands) te oordelen dat de contractuele betalingsverplichting voor de licentie niet volledig behoeft te worden nagekomen. Daarbij speelt mede een rol dat in de bodemprocedure is vastgesteld dat Sapph heeft nagelaten alle foto's te verwijderen. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat De Deugd niet langer kan worden gehouden aan de contractueel bepaalde wijze van betaling (in natura), maar betaling in geld kan verlangen,wordt in hoger beroep niet kenbaar bestreden. Voor zover vereist, verwijst het hof naar de door de voorzieningenrechter (onder 4.9 tot en met 4.11 ) gegeven motivering en maakt die tot de zijne. Grief 2 slaagt derhalve niet.

3.4 Van het door De Deugd gevorderde voorschot van l0.000,- op de hem toekomende vergoeding wegens meerwerk heeft de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis een bedrag van €9.000,- toegewezen. Daartoe overwoog de voorzieningenrechter het in hoge mate aannemelijk te achten dat de bodemrechter (in elk geval) dit bedrag zou toewijzen, nu De Deugd in opdracht van Sapph negen extra achtergrondonderwerpen / locaties heeft vervaardigd, waarvoor een meerprijs geldt van € l.000,- voor iedere locatie. In rechtsoverweging 4.28 van het tussenvonnis heeft de rechtbank dit bedrag inderdaad toewijsbaar geoordeeld, met dien verstande dat het niet tot een veroordeling gekomen is omdat Sapph het bedrag (uit hoofde van het bestreden kort geding vonnis) reeds had voldaan en De Deugd het niet in zijn vordering had betrokken. Dit betekent dat grief 3 faalt.

3.5 Grief 4 ziet op het in eerste aanleg aan Sapph opgelegde verbod om (verder) gebruik te maken van het fotomateriaal van De Deugd zonder diens toestemming, aan welk verbod een dwangsom was verbonden van € 2.000.- per overtreding en van € 500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, een en ander met een maximum van € 100.000,-. Dit verbod is inmiddels (op 16 maart 2010) vervallen met het uitbrengen van de onder 1.2 genoemde verklaring ex artikel 1019i Rv door de advocaat van Sapph c.s. Voor zover nog van belang overweegt het hof dat het verbod terecht is uitgesproken, gelet op de door Sapph gepleegde inbreuken op de auteursrechten van De Deugd, zoals vastgesteld in het bestreden vonnis en in de bodemprocedure. Dit betekent dat ook deze grief vergeefs voorgesteld is.

3.6 Sapph c.s. zijn, ook bij het slagen van grief l en de daaruit voortvloeiende afwijzing van de vordering inzake de gederfde inkomsten uit de kalenderverkoop te beschouwen als de in eerste aanleg overwegend in het ongelijk gestelde partij. Grief 5 leidt dan ook niet tot een wijziging van de in eerste aanlag uitgesproken proceskostenveroordeling [liquidatietarief, nu niets anders is gevorderd – B9].

Lees het arrest hier.