Het niet vermelden van één overeenkomst

01-03-2012 Print this page

B9 10860. Vzr.Rechtbank Utrecht, 29 februari 2012, LJN: BV7359, Miec Marketing B.V. & Premium Solutions B.V. tegen Buurt & Co B.V.

Auteursrecht. Verkoopformat. Executiegeschil na Vzr. Rechtbank Utrecht, 27 juli 2011, B9 9980 (inbreukverbod na kopiëren verkoopformat ‘Welkom in de Buurt’ en vormgeving doos en vouchers). De vordering tot staking van de executie wordt afgewezen, nu door Miec onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat ‘van een geringe overtreding van het gebod sprake is’. Het niet vermelden van één overeenkomst in de vereiste opgave resulteert in een onvolledige opgave en door het ontbreken van de besproken overeenkomst in de opgave is het met het gebod beoogde doel niet (volledig) bereikt.

Van misbruik van executiebevoegdheid is geen sprake, nu niet aannemelijk is geworden dat Buurt & Co al eerder beschikte over de door genoemde niet opgegeven overeenkomst. De vordering tot veroordeling in de 1019h proceskosten wordt eveneens afgewezen, ‘nu het executiegeschil niet draait om de vraag of een eerder gegeven inbreukverbod wordt nageleefd’.

4.6.  Bij de beoordeling van hiervoor genoemde stellingen van partijen stelt de voorzieningenrechter voorop dat tussen partijen vaststaat dat de op 9 juni 2011 met [bedrijf] gesloten overeenkomst met betrekking tot de WIOB-doos in de opgave van 9 augustus 2011 had moeten worden vermeld. De vraag ligt dus voor of deze overtreding van het gebod, in aanmerking genomen de strekking daarvan, zo gering van aard is dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen deugdelijke grond kan opleveren om het verbeurd zijn van dwangsommen te rechtvaardigen. Ten tijde van het pleidooi heeft Miec Marketing c.s. in dit verband verdedigd dat het niet vermelden van één overeenkomst in de opgave slechts een afwijking van 0,99% (118 in plaats van 119) teweeg brengt en dat reeds daarom van een gerings afwijking in bedoelde zin sprake is. Deze stelling slaagt niet, omdat bij de beoordeling of sprake is van een geringe afwijking niet alleen naar een procentuele afwijking moet worden gekeken, maar ook naar de specifieke omstandigheden van het geval die tot overtreding van het gebod hebben geleid. Die omstandigheden, in aanmerking genomen de strekking van het gebod, bepalen of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het verbeurd zijn van dwangsommen kan worden gerechtvaardigd.

4.7.  Met in achtneming van het vooromschreven toetsingskader is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat de overtreding van het gebod zodanig gering is dat alle omstandigheden in aanmerking genomen geen dwangsommen zijn verbeurd. Voor dit oordeel is het volgende redengevend. Duidelijk is dat de verschillende door partijen overgelegde verklaringen over de gang van zaken met betrekking tot de niet vermelde overeenkomst strijdig met elkaar zijn. Indien de verklaring van [A] van 2 februari 2012 juist is, dan heeft [A] (anders dan Miec Marketing stelt) de overeenkomst met betrekking tot de WIOB-doos niet opgezegd en is [A] op 30 juni 2011 niet verteld dat het nieuwe stuk dat hij moest ondertekenen betrekking had op een ander marketingproduct dan de WIOB-doos. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat Miec Marketing c.s. per vergissing de overeenkomst van 9 juni 2011 niet in de opgave heeft vermeld. Dan is de overtreding van het gebod naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet zo gering van aard dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet leiden tot toewijzing van de ingestelde vordering(en). Dit alles leidt tot het voorlopig oordeel dat Miec Marketing c.s. - gelet op de verklaring van [A] en de gemotiveerde stellingen van Buurt & Co (zie 4.5.) - voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat van een geringe overtreding van het gebod sprake is.

Misbruik van executiebevoegdheid: 4.11.  Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat de Buurt & Co eerder dan op 25 november 2011 beschikte over de door [A] ondertekende WIOB-overeenkomst. Daarmee is dus ook niet aannemelijk geworden dat Buurt & Co eerder dan deze datum bekend was met de onvolledigheid van de opgave.

1019h Proceskosten: 4.13.  Miec Marketing c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen de door Buurt & Co verzochte proceskostenveroordeling op basis van artikel 1019h Rv. De voorzieningenrechter is met Miec Marketing c.s. van oordeel dat er in deze geen grond is voor toepassing van dat artikel. Daartoe is redengevend dat artikel 1019h Rv alleen van toepassing is als in een gerechtelijke procedure de vraag aan de orde is of de (vermeende) inbreukmaker zonder toestemming handelingen (heeft) verricht of dreigt te verrichten die zijn voorbehouden aan de houder van dat recht (LJN: BP9443). Een zodanige inbreukvraag is ook aan de orde in een executiegeschil waarin het gaat om de vraag of een eerder gegeven inbreukverbod wordt nageleefd. In de onderhavige procedure speelt echter een andere vraag, namelijk of Miec Marketing c.s. heeft voldaan aan het gebod om een volledige opgave te verstrekken van de namen van alle (rechts-)personen met wie een overeenkomst is gesloten met betrekking tot het WIOB-format (inclusief WIOB-doos). Een inbreukvraag is daarbij niet aan de orde.

Lees het vonnis hier.