Het voorkomen van gelijkheid

26-04-2012 Print this page

B9 11146. Rechtbank Groningen, 25 april 2012, HA ZA 10-691, VdW en EAB tegen KMG (met dank aan Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology Advocaten).


Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Muntschuivers. Bodemprocedure na diverse kort gedingen, waarbij waarbij in het nadeel van eiser Van de Wege (VdW) werd gevonnist. In de onderhavige bodemprocedure wordt de vordering m.b.t. de gestelde slaafse nabootsing wel (en grensoverschrijdend) toegewezen.

Eiseres VdW verkoopt sinds 1996 de hexagonale coin pusher ‘Fun City’, een kermisattractie. Eiseres EAB is opdrachtgever van VdW voor het ontwerpen van attracties. Gedaagde KMG verkoopt sinds 2008 de hexagonale coin pusher ‘Treasure Island’, waarmee zij naar mening van VdW inbreuk maakt op het auteursrechten op de Fun City en/of de Fun City slaafs heeft nagebootst.

De rechtbank oordeelt dat de Fun City geen auteursrechtelijke bescherming geniet. Sinds de jaren ’80 zijn diverse hexagonale coin pushers op de markt gebracht en de Fun City lijkt qua vorm,  stijlkenmerken en functionaliteit sterk op en ligt in het verlengde van deze eerder op de kermismarkt verschenen coin pushers. Van een eigen oorspronkelijk karakter op persoonlijk stempel van de maker is dan ook geen sprake.

Van slaafse nabootsing is wel sprake, nu de Treasure Island wat de totale uiterlijke verschijningsvorm op slechts marginale wijze verschilt van de Fun City en gedaagde KMG niet voldaan heeft aan door de op haar rustende verplichting om alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig was om ‘gelijkheid te voorkomen’ .  Dat van verwarringsgevaar geen sprake zou zijn omdat de Fun City geen eigen plaats op de markt zou hebben, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt door KMG,  ook omdat er ten aanzien van de Fun City ten tijde van het verschijnen op de kermisattractiepark in 1996 ten opzichte van de op dat moment op die markt aanwezige coin pushers sprake was van een voldoende onderscheidend vermogen.

De vorderingen van VdW c.s. zijn in tegenstelling tot wat KMG beweert, niet te verstrekkend. De kermisattractiemarkt betreft immers een internationale markt, waarop VdW c.s. als Belgische partij en KMG als Nederlandse partij actief zijn. Dit betekent dat bet onrechtmatig handelen van de zijde van KMG jegens V dW c.s. door deze laatste op deze internationale markt wordt gevoeld, zodat het niet aangaat de reikwijdte van de vorderingen van VdW c.s. te beperken tot het gebruik binnen, de import naar en de afzet binnen Nederland.

KMG wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Deze veroordeling geschiedt conform de toepasselijke liquidatietarieven in handelszaken omdat er geen sprake is van een auteursrechtelijke inbreuk door KMG.

Lees het vonnis hier.