Hoe meer vragen er dienaangaande bij hem rezen

15-12-2011 Print this page

B9 10565. Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 13 december 2011, KG ZA 11-740, Medical Participations S.A. tegen Beautycentrum De Thermen B.V. (met dank aan Joran Spauwen, Kennedy Van der Laan).

Merkenrecht. Stukgelopen samenwerking. Eiseres MP exploiteert het concept ‘Re-Energize’, een samenhangend geheel tegen stress en vermoeidheid’ en is houdster van het Beneluxbeeldmerk Re-Energize. Een (stroeve, rammelende) samenwerking met gedaagde De Thermen is inmiddels (mogelijk) beëindigd en MP maakt i.c. bezwaar tegen het voortgezette gebruik door gedaagde van het concept, de naam en het beeldmerk. De met dat bezwaar verband houdende merkenrechtelijke vorderingen worden toegewezen,  de vorderingen m.b.t. het concept worden afgewezen.

De moeizaamheid en onduidelijkheid van samenwerking en overeenkomst worden in het oordeel van de voorzieningenrechter niet verhuld. “Hoe meer de voorzieningenrechter zich in de overeenkomst heeft verdiept, hoe meer vragen er dienaangaande bij hem rezen. De voorzieningenrechter meent er niet goed aan te doen om een voorziening te treffen zou neerkomen op een verplichting tot nakoming van een overeenkomst die, zoals partijen inmiddels ook hebben onderkend, aan alle kanten rammelt.”

5.6 (…). In een bodemprocedure zou aan de orde moeten komen welke uitleg partijen, gelet op elkaars verklaringen en gedragingen, redelijkerwijze aan de  overeenkomst mochten geven. Wellicht kunnen partijen zich het debat op dit punt in een bodemprocedure beter besparen. Zoals Medical Participations terecht heeft opgemerkt, zou de overdracht of overgang van het Beneluxmerk Re-Energize voortvloeiende uit grond van artikel 2.31 lid 2 sub a BVIE nietig zijn, omdat de overeenkomst kennelijk inhield dat de overdracht of overgang van het onderhavige Beneluxmerk aan De Thermen alleen voor Nederland zou gelden. De rest van Europa, en met name ook Beneluxstaat België, bleven aan Medical Participations voorbehouden.

5.7. Gelet op bovenstaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het eerder aannemelijk is dat Medical Participation haar op het BVIE gebaseerde recht op het woord- en beeldmerk Re-Energize kan laten gelden dan dat De Thermen haar gestelde recht kan ontlenen aan de (qua inhoud discutabele en voor wat betreft het voortbestaan ervan uitvoerig bediscussieerde) overeenkomst. De [inbreuk]vordering onder Ia zal dan ook worden toegewezen.

5.8. Naast hat verbod op het gebruik van het merk heeft Medical Participations een verbod gevorderd van iedere vorm van exploitatie van het Re-Energize concept. Deze vordering werpt de vraag op Wat onder het ‘Re-Energize-concept’ moet worden verstaan. (..) De marketingstrategie in productie 5 is veel te breed om te kunnen dienen als basis voor een eventuele veroordeling, van De Thermen het gebruik van het concept op straffe van een dwangsom te staken. Voorts is het, aangezien Re-Energize kennelijk een verzameling producten en therapieën vormt die mogelijk deels zijn geproduceerd of uitgevonden door anderen dan , niet onaannemelijk dat De Thermen, zoals zij heeft verklaard, bepaalde van deze gezondheidsproducten of therapieën al aan haar klanten aanbood (wellicht onder een andere naam) neg vóórdat zij met Medical Participations en het Re-Energize concept in aanraking kwam en de overeenkomst sloot, terwijl ook niet op voorhand kan worden ingezien dat De Thermen (net als anderen in de branche) die van anderen dan Medical Participations afkomstige producten en therapieën niet gewoon zou mogen blijven aanbieden. Toewijzing van de vordering zoals Medical Participations onder Ib gevraagd zou tot een te onbepaald dictum leiden en meer (executie-)problemen opleveren dan dat zij zou oplossen. Dit gedeelte van de vordering wordt dan ook afgewezen.

(…) 6. 3. In conventie is overwogen dat de overeenkomst die door beide partijen op 1 december 2009 is ondertekend en waarvan De Thermen nakoming vordert, voor meerdere uitleg vatbaar is. Nog daargelaten dat er met de brief van Medical Participations van 29 maart 2011 mogelijk een einde aan de overeenkomst is gekomen (dit wordt in deze kort gedingprocedure in het middel gelaten, omdat voor een stellig oordeel op dit punt nader onderzoek nodig zou zijn waarvoor het kort geding geen ruimte biedt), zou toewijzing van de vordering in reconventie in kort geding betekenen dat partijen een samenwerkingsverband voort moeten zetten terwijl zij beiden van mening verschillen wat de precieze inhoud daarvan is of zou moeten zijn. Hoe meer de voorzieningenrechter zich in de overeenkomst heeft verdiept, hoe meer vragen er dienaangaande bij hem rezen. De voorzieningenrechter meent er niet goed aan te doen om een voorziening te treffen zou neerkomen op een verplichting tot nakoming van een overeenkomst die, zoals partijen inmiddels ook hebben onderkend, aan alle kanten rammelt. De voorzieningenrechter kan de consequenties van de gevraagde voorziening niet goed overzien en een veroordeling tot een (hernieuwde) samenwerking zou ongetwijfeld leiden  tot (executie)problemen.

Lees het vonnis hier.