Hugenholtz: noten onder HP Belgium/Reprobel en Deckmyn/Vandersteen c.s.

21-10-2016 Print this page
B914664

P.B. Hugenholtz (IViR), Noot onder Hof van Justitie EU 12 november 2015, zaak C-572/13 (HP Belgium/Reprobel), verschenen in NJ 2016, afl. 38, nr. 370.

“In dit arrest beantwoordt het Hof van Justitie vragen van uitleg over het ‘reprorecht’, de auteursrechtelijke beperking en vergoeding voor het fotokopiëren (‘reprograferen’) van werken. In Nederland is het reprorecht geregeld in de art. 16h-16m van de Auteurswet. Op grond van deze bepalingen is de ‘reprografische verveelvoudiging’ van artikelen of kleine gedeelten van boeken (of van gehele boeken indien deze niet meer in de handel zijn) toegestaan, ‘mits voor deze verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald’ ( art. 16h lid 1 Aw). Anders dan de thuiskopieregeling is deze wettelijke beperking van het auteursrecht niet beperkt tot het kopiëren voor privégebruik [zie daarover: noot Hugenholtz onder HR 7 maart 2014 ( Staat/NORMA ), HvJ EU 10 april 2014 ( ACI Adam ) en HvJ EU 5 maart 2015 ( Copydan Båndkopi ), NJ 2016/184-86 ]. In Nederland kan iedere onderneming en overheidsinstelling van deze kopieervrijheid gebruik maken, mits aan rechthebbenden een vergoeding wordt betaald.

 

[…] Het Hof stelt voorop dat lidstaten op grond van de richtlijn slechts mogen voorzien in een reprografiebeperking indien zij ervoor zorgen dat de houders van het reproductierecht een billijke compensatie krijgen [r.o. 46]. ‘De uitgevers staan echter niet in de lijst van houders van het reproductierecht die is opgenomen in art. 2 van Richtlijn 2001/29’ [r.o. 47]. ‘Zij kunnen op grond van deze beperkingen dus geen compensatie ontvangen wanneer een dergelijk voordeel tot gevolg heeft dat de houders van het reproductierecht de billijke compensatie waarop zij krachtens diezelfde beperkingen recht hebben, geheel of gedeeltelijk wordt ontzegd’ [r.o. 48].

 

[…] Voor Nederland zal hetzelfde hebben te gelden, ook al schrijft onze Auteurswet anders dan de Belgische niet met zoveel woorden een 50/50 verdeling voor. Het repartitiereglement van de Stichting Reprorecht, die over een wettelijk incasso- en repartitiemonopolie beschikt, doet dat echter wel. Gezien de op iedere lidstaat rustende ‘resultaatsverplichting om de benadeelde auteurs de garantie te geven dat zij daadwerkelijk betaling ontvangen van een billijke compensatie’ (HvJ EU 16 juni 2011, zaak C-462/09 ( Stichting de Thuiskopie tegen Opus Supplies Deutschland GmbH e.a. ), NJ 2011/510 ) zal deze verdeling na het Reprobel -arrest ook in Nederland op de schop moeten.”

 

Lees de noot hier.

 

Noot onder Hof van Justitie EU 3 september 2014, zaak C-201/13 (Deckmyn/Vandersteen c.s.), verschenen in NJ 2016, afl. 37, nr. 351.

“[…] Na deze unierechtelijke ouverture gaat het Hof in op de centrale vraag: wat is rechtens een parodie? Bij gebreke van een definitie in de richtlijn zoekt het Hof het antwoord, in navolging van A-G Cruz Villalón, in ‘de omgangstaal’ [r.o. 19]. De A-G haalt eerst Aristoteles aan, raadpleegt vervolgens vier nationale woordenboeken, waaronder onze eigen Van Dale, en bestudeert daarna alle 22 EU-vertalingen van het van oorsprong Griekse ‘parodie’ (inclusief het Finse ‘parodiassa’), om uiteindelijk te concluderen dat het moet gaan om ‘een werk dat, met een spottende intentie, bestanddelen van een duidelijk herkenbaar bestaand werk combineert met voldoende originele bestanddelen, zodat het werk in redelijkheid niet kan worden verward met het oorspronkelijke werk’. Het Hof distilleert hieruit ‘dat de wezenlijke kenmerken van de parodie erin bestaan dat, enerzijds, een bestaand werk wordt nagebootst doch met duidelijke verschillen met het bestaande werk en, anderzijds, aan humor wordt gedaan of de spot wordt gedreven’. Kortom, een parodie moet (1) duidelijke verschillen vertonen met het geparodieerde werk, en (2) humoristisch of spottend zijn bedoeld [r.o. 20].

Gelden er dan geen nadere voorwaarden? Nee, zegt het Hof: “Noch uit de gebruikelijke betekenis van de term ‘parodie’ in de omgangstaal noch […] uit de bewoordingen van art. 5 lid 3 onder k Richtlijn 2001/29 blijkt dat dit begrip dient te voldoen aan de voorwaarden die de verwijzende rechter in zijn tweede vraag noemt, te weten dat de parodie een ander eigen oorspronkelijk karakter vertoont dan louter duidelijke verschillen met het geparodieerde oorspronkelijke werk, redelijkerwijze aan een andere persoon dan de auteur van het oorspronkelijke werk zelf kan worden toegeschreven, betrekking heeft op het oorspronkelijke werk zelf of de bron van het geparodieerde werk vermeldt” [ro. 21]. Daarmee veegt het Hof in één volzin de vloer aan met de stellingen van Vandersteen, en van nationale rechters en schrijvers overal in de EU. Van belang is vooral het verwerpen van de derde voorwaarde: parodieën hoeven geen commentaar te leveren op het geparodieerde werk om voor de exceptie in aanmerking te komen. Niet alleen de parodie ‘op’, maar ook de parodie ‘met’ — zoals in casu het gebruik van het werk van Vandersteen voor een politieke uiting die met Suske&Wiske niets van doen heeft — is in beginsel toegelaten.

Ruim baan dus voor de parodie, maar er zijn toch grenzen, zo blijkt uit het vervolg van het arrest. Weliswaar hecht het Hof weinig aan de in eerdere arresten geformuleerde regel dat beperkingen eng zijn uit te leggen [r.o. 22] omdat de ‘nuttige werking’ van de beperking moet worden verzekerd [r.o. 23], dat neemt niet weg dat het er uiteindelijk om gaat een ‘rechtvaardig evenwicht’ tussen de rechten en belangen van de auteurs en die van gebruikers te waarborgen [r.o. 31].

[…] In het laatste deel van het arrest introduceert het Hof een m.i. onnodig complicerend element in
deze belangenafweging. Zichtbaar worstelend met de mogelijk discriminerende boodschap van de VBkalender (de ‘gesluierde en gekleurde figuren’ die de muntstukken oprapen), overweegt het Hof dat ook dit aspect moet worden meegewogen. […] Volgens Voorhoof zet het Hof hier via de achterdeur de parodievrijheid ‘op de tocht’ [Voorhoof, AMI 2014, p. 184-185]. Parodieën kunnen uit de aard der zaak hard en kwetsend zijn; met al te gevoelige auteurstenen mag niet te snel rekening worden gehouden.”

Lees de noot hier.