HvJ EU Auteursrecht: efemere (tijdelijke) vastlegging

26-04-2012 Print this page

B9 11144. HvJ EU, 26 april 2012, C-510/10, DR en TV2 Danmark tegen NCB (prejudiciële vragen Østre Landsret).

"De verwijzende rechter dient te beoordelen of, rekening houdend met de feiten van het hoofdgeding, de betrokken opnamen werden gemaakt door een persoon die kan worden geacht concreet te zijn opgetreden „namens” de omroeporganisatie of minstens „onder de verantwoordelijkheid” van die organisatie."

Auteursrecht. Arrest HvJ EU vrij specialistische zaak over efemere (tijdelijke) vastlegging, de Deense nationale wetgeving en de uitlegging van de het begrip "met hun eigen middelen" in artikel 5, lid 2, sub d Auteursrechtrichtlijn en het begrip "namens en onder de verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie" in punt 41 van de considerans van die richtlijn.

Verzoeksters in het hoofdgeding zijn DR, een publieke radio- en televisieomroep en TV2 Danmark, een publieke commerciële televisieomroep die wordt gefinancierd met reclame-inkomsten en die eveneens verplicht is om openbaredienstverleningsprogramma’s uit te zenden. Verweerder in het hoofdgeding, NCB, is een onderneming die het beheer van de rechten op het opnemen en reproduceren van muziek verzorgt voor auteurs, componisten en muziekuitgeverijen in verschillende Scandinavische en Baltische staten.

In het hoofdgeding gaat het om de vraag of de uitzondering inzake tijdelijke opnamen ook van toepassing is op opnamen die door juridisch onafhankelijke en externe televisieproducenten worden gemaakt, wanneer de betrokken producenten hiertoe opdracht is gegeven door DR of TV2 Danmark met het oog op eerste uitzending door die omroepen. “De verwijzende rechter wenst in wezen te vernemen of, en zo ja, onder welke voorwaarden de opname van een televisieprogramma door een producent volgens artikel 5, lid 2, sub d, van de auteursrechtrichtlijn juncto punt 41 van de considerans ervan kan worden beschouwd als opname die is gemaakt „met [de] eigen middelen en ten behoeve van [de] eigen uitzendingen” van de omroeporganisatie, indien de omroeporganisatie dit programma ten behoeve van haar eigen uitzendingen heeft laten produceren bij die producent.”

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

1) De uitdrukking „met hun eigen middelen” in artikel 5, lid 2, sub d, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet autonoom en uniform worden uitgelegd in het kader van het Unierecht.

2) Artikel 5, lid 2, sub d, van richtlijn 2001/29, gelezen tegen de achtergrond van punt 41 van de considerans ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de eigen middelen van een omroeporganisatie ook de middelen omvatten van elke derde die optreedt namens of onder de verantwoordelijkheid van deze omroeporganisatie.

3) Om vast te stellen of een opname die een omroeporganisatie ten behoeve van haar eigen uitzendingen met de middelen van een derde heeft gemaakt, als tijdelijke opname onder de uitzondering van artikel 5, lid 2, sub d, van richtlijn 2001/29 valt, dient de verwijzende rechter te beoordelen of in de omstandigheden van het hoofdgeding deze derde kan worden geacht concreet op te treden „namens” de omroeporganisatie of minstens „onder de verantwoordelijkheid” van die organisatie. Wat dit laatste aspect betreft, is het van fundamenteel belang dat de omroeporganisatie ten aanzien van met name de auteurs die kunnen worden geschaad door een onrechtmatige opname van hun werk, verplicht is tot opheffing van alle nadelige gevolgen van het handelen en nalaten van de derde, zoals een externe en juridisch onafhankelijke televisieproducent, met betrekking tot die opname alsof het handelen en nalaten van de omroeporganisatie zelf betrof.

Lees het arrest hier.