HvJ EU over mededelingen aan het publiek in hotelkamers

15-03-2012 Print this page
B915130

B9 10942. HvJ EG, 15 maart 2012, zaak C-162/10, Phonographic Performance (Ireland) Limited tegen Ierland (prejudiciële vragen High Court of Ireland).

Een hotelexploitant die fonogrammen doorgeeft in zijn gastenkamers dient de producenten een billijke vergoeding te betalen. De lidstaten kunnen deze hotelexploitant niet vrijstellen van de verplichting om een dergelijke vergoeding te betalen.


Auteursrecht en naburige rechten. Hotelkamerjurisprudentie. “In hotelkamers geïnstalleerde televisies en/of radio's waaraan de hotelexploitant een uitgezonden signaal doorgeeft”.  CBO Phonographic Performance (Ireland) Limited heeft  beroep ingesteld tegen de Ierse Staat om te doen vaststellen dat deze Staat het Unierecht schendt door in zijn nationale regeling hotelexploitanten vrij te stellen van de verplichting een billijke vergoeding te betalen voor het gebruik van fonogrammen in hotelkamers in Ierland.

“In het vandaag gewezen arrest gaat het Hof allereerst na of een hotelexploitant die zijn gastenkamers uitrust met televisie- en/of radiotoestellen waaraan hij een uitgezonden signaal doorgeeft, een „gebruiker” is die uitgezonden fonogrammen „meedeelt aan het publiek” in de zin van het Unierecht. In dit verband herinnert het Hof eraan dat het begrip „mededeling aan het publiek” een geïndividualiseerde beoordeling vergt, waarbij met een aantal bijkomende, niet-autonome en onderling afhankelijke criteria rekening moet worden gehouden.

Ten eerste is een van deze criteria de centrale rol van de gebruiker. Deze gebruiker stelt namelijk een mededelingshandeling wanneer hij, met volledige kennis van de gevolgen van zijn handelwijze, maatregelen neemt om zijn gasten toegang te verschaffen tot een uitzending van het beschermde werk. Ten tweede verduidelijkt het Hof bepaalde elementen die nauw samenhangen met het begrip „publiek”. In dit verband dient het „publiek” te bestaan uit een onbepaald aantal potentiële ontvangers en een vrij groot aantal personen. Ten derde is het winstoogmerk van een „mededeling aan het publiek” volgens het Hof eveneens een relevant criterium. Dit houdt aldus in dat het publiek waaraan de mededeling is gericht, de bewust gekozen doelgroep is van  gebruiker en bovendien op een of andere manier ontvankelijk is voor diens mededeling en de mededeling niet toevallig „oppikt”.

In het onderhavige geval is nu precies aan deze criteria voldaan. Aldus speelt de hotelexploitant die zijn gastenkamers uitrust met televisie- en/of radiotoestellen een centrale rol, aangezien de hotelgasten slechts dankzij zijn bewuste tussenkomst van de fonogrammen kennis kunnen nemen. Verder kunnen de gasten van dit hotel als een onbepaald aantal potentiële ontvangers worden aangemerkt, aangezien hun toegang tot de hoteldiensten in beginsel voortvloeit uit hun eigen keuze en slechts door de opvangcapaciteit van het hotel wordt beperkt. Wat het aantal potentiële ontvangers betreft, heeft het Hof reeds geoordeeld dat hotelgasten een vrij groot aantal personen vormen, zodat deze als een publiek moeten worden beschouwd.

Tot slot beoogt de hotelexploitant winst te halen uit de doorgifte van fonogrammen. Dat een hotelexploitant zijn gasten toegang verschaft tot de uitgezonden werken kan immers worden aangemerkt als een bijkomende dienst die van invloed is op de standing van dit hotel en dus ook op de prijzen van de kamers. Deze handeling kan bovendien extra hotelgasten aantrekken die in deze bijkomende dienst zijn geïnteresseerd.
Bijgevolg is een dergelijke hotelexploitant een „gebruiker” die uitgezonden fonogrammen „meedeelt aan het publiek” in de zin van het Unierecht.

Om die reden is de hotelexploitant, naast de billijke vergoeding die de omroeporganisatie betaalt, ook zelf gehouden een billijke vergoeding te betalen voor de doorgifte van een uitgezonden fonogram. Een hotelexploitant die in zijn gastenkamers een uitgezonden fonogram meedeelt aan zijn gasten, gebruikt dit fonogram namelijk op autonome wijze en geeft het door aan een bijkomend publiek dat verschilt van het publiek waarvoor de oorspronkelijke mededeling was bedoeld. Bovendien haalt hij uit deze doorgifte andere economische voordelen dan die welke de omroeporganisatie of de producent van fonogrammen hebben verkregen.

Het Hof is eveneens van oordeel dat een hotelexploitant die zijn gastenkamers niet uitrust met televisie- en/of radiotoestellen, maar met een andere toestel, en er fonogrammen in fysieke of digitale vorm beschikbaar stelt die door middel van dit toestel kunnen worden afgespeeld of gehoord, een „gebruiker” is die fonogrammen „meedeelt aan het publiek” in de zin van het Unierecht. Bijgevolg is hij gehouden een „billijke vergoeding” te betalen voor de doorgifte van deze fonogrammen.

Verder oordeelt het Hof dat het Unierecht, ook al stelt het een beperking aan het recht op een billijke vergoeding wanneer het om „privégebruik” gaat, de lidstaten niet toelaat een hotelexploitant die fonogrammen „meedeelt aan het publiek” vrij te stellen van de verplichting om een dergelijke vergoeding te betalen.

In dit verband verduidelijkt het Hof dat het er niet op aan komt of het gebruik door hotelgasten als privégebruik moet worden aangemerkt, maar wel of het gebruik door die hotelexploitant zelf als privégebruik kan worden beschouwd om te beoordelen of laatstgenoemde zich op de beperking ten aanzien van „privégebruik” kan beroepen.

Het „privégebruik” van een beschermd werk dat door de gebruiker ervan aan het publiek is meegedeeld, is evenwel een contradictio in terminis, aangezien een „publiek” zich per definitie “niet in de privésfeer” bevindt.” (Perscommuniqué).

Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart voor recht:

1) Een hotelexploitant die zijn gastenkamers uitrust met televisie- en/of radiotoestellen waaraan hij een uitgezonden signaal doorgeeft, is een „gebruiker” die uitgezonden fonogrammen „meedeelt aan het publiek” in de zin van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom.

2) Een hotelexploitant die zijn gastenkamers uitrust met televisie- en/of radiotoestellen waaraan hij een uitgezonden signaal doorgeeft, is krachtens artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115, naast de billijke vergoeding die de omroeporganisatie betaalt, zelf ook gehouden een billijke vergoeding te betalen voor de doorgifte van een uitgezonden fonogram.

3) Een hotelexploitant die zijn gastenkamers niet uitrust met televisie- en/of radiotoestellen waaraan hij een uitgezonden signaal doorgeeft, maar met andere afspeelapparatuur voor fonogrammen, en er fonogrammen in fysieke of digitale vorm beschikbaar stelt die door middel van zulke apparatuur kunnen worden afgespeeld of gehoord, is een „gebruiker” die fonogrammen „meedeelt aan het publiek” in de zin van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115. Bijgevolg is hij gehouden een „billijke vergoeding” in de zin van deze bepaling te betalen voor de doorgifte van deze fonogrammen.

4) Op grond van artikel 10, lid 1, sub a, van richtlijn 2006/115, dat een beperking stelt aan het in artikel 8, lid 2, van deze richtlijn bedoelde recht op een billijke vergoeding wanneer het om „privégebruik” gaat, mogen de lidstaten een hotelexploitant die fonogrammen „meedeelt aan het publiek” in de zin van artikel 8, lid 2, van deze richtlijn, niet vrijstellen van de verplichting om een dergelijke vergoeding te betalen.

Lees het arrest hier en het perscommuniqué hier.