Initial interest confusion: verwarring over verwarringsgevaar?

20-04-2017 Print this page
B914911

IER 2017/2, p. 3-8, H.C.H. van Gaal: “[…] De iic-doctrine heeft sindsdien zijn weg gevonden in de US-rechtspraak, met name waar het gaat om online merkgebruik.  In Europese rechtspraak daarentegen wordt het begrip als zodanig niet gebezigd. Uitzondering daarop is, zo bleek hierboven al, de UK, waar het begrip in 2002 voor het eerst specifiek wordt genoemd in de BP-zaak, en waar het in 2011 echt voet aan de grond lijkt te hebben gekregen. De uitspraken in de UK geven er blijk van dat initial interest confusion onder het EU-merkenrecht een erkende doctrine is of zou moeten zijn. In dit artikel zal worden onderzocht of het Europese merkenrecht inderdaad ruimte biedt voor de erkenning en toepassing van de iic-doctrine, waarbij ook zal worden ingegaan op de vraag of die erkenning en toepassing van die doctrine wenselijk is.

 

[…]

 

In het kort: als de consument weet dat degene van wie hij de producten of diensten afneemt, niet de merkhouder is wiens merk zijn interesse wekte, dan zal de ervaring met dat product of die dienst geen invloed hebben op de ervaringen die hij eerder had met de waren of diensten die wel door de merkhouder worden aangeboden onder dat merk. Zijn keuze voor de producten of diensten die werden aangeboden onder dat merk, gebaseerd op de positieve ervaringen die hij daarmee had, wordt niet aangetast door de ervaring met de producten of diensten van de derde, nu de consument weet dat die niet werden aangeboden door de merkhouder. De herkomstfunctie van het merk wordt niet geschaad en andere functies van het merk worden alleen beschermd wanneer de merkhouder een beroep kan doen op de verruimde bescherming die een merk met een reputatie krijgt onder de sub c-grond. Of liever gezegd, dat zou naar mijn mening het geval moeten zijn.”