Interpretatie van Swiss-type claims en EPC 2000 claims

20-04-2017 Print this page
B914912

IER 2017/3, p. 9-21, R.M. Kleemans & J.D. Drok: “Iedereen kent Aspirine als pijnstiller. Minder mensen zullen weten dat op een gegeven moment is ontdekt dat acetylsalicylzuur, de werkzame stof in Aspirine, niet alleen pijn stilt, maar ook belemmert dat bloedplaatjes samenklonteren. Hierdoor vermindert het stelpend vermogen van het bloed bij bloedvatbeschadiging. Om deze reden wordt acetylsalicylzuur nu ook voorgeschreven aan mensen die een beroerte hebben gehad.

Algemeen wordt aangenomen dat iemand die uitvindt dat een geneesmiddel niet alleen werkt tegen de oorspronkelijke indicatie, maar ook kan worden gebruikt voor de behandeling van een tweede indicatie recht heeft op een octrooi voor deze uitvinding.

 

[…]

 

Wij vinden steun voor onze opvatting dat Swiss-type claims op dezelfde manier moeten worden geïnterpreteerd als EPC 2000 claims bij buitenlandse rechters zoals het Bundesgerichtshof, het hoogste rechtscollege in Duitsland voor civiele zaken, de Court of Appeals of England and Wales (Floyd LJ) en het Deense Zeevaart- en Handelsgerecht. Alle drie kwamen tot de conclusie dat Swiss-type claims hetzelfde moeten worden behandeld als EPC 2000 claims. In de uitspraak van het Bundesgerichtshof is dit het meest expliciet terug te vinden. Het enige punt van kritiek dat wij hebben tegen de Duitse benadering is, zoals ook verwoord in de uitspraak van Floyd LJ, dat de intentie van de fabrikant, distributeur of apotheker alleen uit de uiterlijke verschijningsvorm van de verpakking zou kunnen worden afgeleid. In onze optiek heeft Floyd LJ gelijk als hij zegt dat de verpakking niet het enige middel is waaruit deze intentie kan worden afgeleid. De overige (objectieve) omstandigheden van het geval zijn in onze optiek ook van belang, zoals het marktaandeel van de geoctrooieerde indicatie vs. de vrije indicatie. Wij menen dat behalve Floyd LJ ten minste ook het Hof Den Haag en de Deense rechter deze opvatting zijn toegedaan.”