Kamervragen over neptweets & identiteitsfraude op sociale media (2)

13-01-2012 Print this page

B9 10657. Kamerstukken Tweede Kamer. Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over Identiteitsfraude op sociale media. Vraagnummer 2012Z00283, ingezonden 12 januari 2012.

(Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Elissen (PVV), vraagnummer 2012Z00281, B9 10656).

1. Deelt u de zienswijze dat het aannemen van andermans identiteit op sociale media mogelijk grote schadelijke gevolgen kan hebben? (1) Deelt u de mening dat het niet altijd eenvoudig en snel te regelen is het gebruik van eigen naam door een ander te doen stoppen?

2. Welke mogelijkheden heeft een gedupeerde, van wie de identiteit wordt gebruikt door anderen op bijvoorbeeld Twitter of Facebook, in het civiele recht om de identiteitsfraudeur aan te spreken?

3. Welke mogelijkheden biedt het strafrecht? Indien er geen sprake is van oplichting, valsheid in geschrifte, smaad of enig ander artikel uit het Wetboek van Strafrecht, maar deze identiteitsfraude wel overduidelijke schadelijke gevolgen of dreiging met zich meebrengt, hoe is hier dan tegen op te treden?

4. Zijn deze moelijkheden naar uw mening voldoende of schieten deze tekort?

5. Ziet u aanleiding maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Zo niet, waarom niet?

6. Wat vindt u van het voorstel van Bénédicte Ficq om het strafbaar te stellen zich op sociale media uit te geven onder de naam van iemand anders? Wat is uw reactie op het voorstel voor een nieuw artikel 310a in het Wetboek van Strafrecht van Bénédicte Ficq? (2) Kunt u in uw antwoord eveneens ingaan op de handhaafbaarheid van een dergelijk voorstel en de verplichting van sociale media, zoals Twitter en Facebook, mee te werken aan het onthullen van de identiteit?

(1) ‘Neptweet kan leiden tot ‘vreselijk’ misverstand’, NRC Handelsblad, 10 januari 2012, en: ‘Gaat nooit op pad zonder plastuitje’, NRC next, 10 januari 2012

(2) ‘Artikel 310a Wetboek van Strafrecht - Diefstal van identiteit Hij die zich wederrechtelijk de unieke identiteit van een persoon toe-eigent, deze identiteit digitaal of anderszins misbruikt door deze als echt en onvervalst te gebruiken, te doen gebruiken, te exploiteren, te doen exploiteren, digitaal of anderszins, met welk oogmerk dan ook, wordt, als schuldig aan diefstal van identiteit, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie’ (Bénédicte Ficq)

Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Elissen (PVV), ingezonden 12 januari 2012 (vraagnummer 2012Z00281).

Lees het kamerstuk hier.