Kennis nemen of veroordelen

08-07-2011 Print this page

B9 9906. Gerechtshof ’s-Gravenhage, 5 juli 2011, JN: BR0746, Boston Scientific Scimed Inc. tegen Orbusneich Medical B.V.

Octrooirecht. Bevoegdheidsincident in hoger beroep tegen Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 november 2010, B9 9209. Internationale rechtsmacht hof ten aanzien van eisvermeerdering in hoger beroep (een verbod om waar ook ter wereld gebruik te maken van de informatie verkregen door of met behulp van inbreukmakende klinische tests). Bevoegdheid tot kennis nemen van de vordering word aangenomen. Artikel 22 sub 4 EEX (GAT/LuK) mist toepassing nu geen beroep wordt gedaan op buitenlandse delen van het octrooi .

8. Het hof verwerpt dat betoog. Allereerst dient te worden onderscheiden tussen de bevoegdheid om kennis te nemen van een vordering tot het opleggen van een grensoverschrijdend verbod (de rechtsmacht) en de ‘bevoegdheid’ om de gedaagde daadwerkelijk te veroordelen tot het verrichten of nalaten van bepaalde handelingen in het buitenland (de zogenaamde Interlas-leer). In het kader van dit bevoegdheidsincident gaat het uitsluitend om de eerste vraag.

9. Het hof stelt vast dat het ten aanzien van de geïntimeerden 1 tot en met 3 rechtsmacht ontleent aan artikel 2 van de EEX-Verordening (Verordening (EG) nr. 44/2001, hierna: EEX-Vo.). (…)

10. De in artikel 22 EEX-Vo. voorziene exclusieve bevoegdheden kunnen daaraan afdoen. Echter, het door Orbusneich in dat verband gedane beroep op het bepaalde in artikel 22 sub 4 EEX-Vo. (en het daarop betrekking hebbende arrest GAT/LuK) faalt. De daarin voorziene exclusieve bevoegdheid doet alleen afbreuk aan de bevoegdheid van de aangezochte (en op andere gronden bevoegde) rechter voor zover het gaat om de geldigheid van (kort gezegd) rechten van industriële eigendom die in een ander land dan dat van de aangezochte rechter zijn geregistreerd of gedeponeerd. Zoals Boston Scientific in haar memorie van antwoord in het incident betoogt en blijkt uit de door haar ingestelde vorderingen, beroept zij zich uitsluitend op het Nederlandse deel van EP 199. De geldigheid van de buitenlandse delen van EP 199 is dus niet van belang voor de beoordeling van vordering B, zodat een op de buitenlandse delen van het octrooi betrekking hebbend verweer of vordering relevantie mist. Het bepaalde in artikel 22 sub 4 EEX-Vo. kan in dit geval derhalve niet afdoen aan de bevoegdheid krachtens artikel 2 EEX-Vo.

(…)

13.  Nu het hof derhalve (territoriaal-onbeperkte) rechtsmacht ontleent aan de artikelen 2 EEX-Vo. en 7 Rv., behoeven de beschouwingen over de (territoriaal-beperkte rechtsmacht scheppende) artikelen 5 lid 3 EEX-Vo. en 6 onder e Rv. geen bespreking. (…)

14.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hof ten aanzien van alle geïntimeerden bevoegd is tot beoordeling van het gevorderde onder B, ook voor zover daarin een grensoverschrijdend verbod wordt gevraagd. De exceptie wordt derhalve verworpen. (…)

Lees het arrest hier.