Kroniek Mediarecht

03-04-2012 Print this page

B9 11043. Wouter Hins, UvA: Kroniek Mediarecht. Website IViR, eerder gepubliceerd in Ars Aequi 122, maart 2012, p. 6873-6874 (KwartaalSignaal).

" (...) Het Hof van Justitie van de Europese Unie boog zich over de vraag of van een internetprovider mag worden geëist dat hij op eigen kosten een algemeen filtersysteem invoert om inbreuken op het auteursrecht te voorkomen. Volgens het Hof dient een afweging te worden gemaakt tussen  enerzijds het intellectuele eigendomsrecht en anderzijds de vrijheid van ondernemerschap, de vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van persoonsgegevens. In de omstandigheden die de Belgische rechter in zijn prejudiciële vragen had geschetst, was het antwoord ontkennend (HvJ EU 24 november 2011, C-70/10, Scarlet vs. Sabam). Enkele weken later moest de rechtbank te ‘s-Gravenhage ook een afweging maken tussen deze grondrechten. Van de   internetprovider werd nu echter niet geëist om een algemeen filtersysteem in te voeren, maar slechts om de toegang tot één website te blokkeren. Volgens de rechtbank waren de verschillen met de Scarlet-zaak groot genoeg om de vordering toe wijzen ((Rb. ‘s-Gravenhage 11 januari 2012, Brein vs Ziggo en XS4ALL, LJN: BV0549).

 

Klassiek is de situatie dat de vrijheid van meningsuiting botst met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Hoge Raad overwoog dat uitlatingen van een oppositiepartij die kwetsend zijn voor een politieke ambtsdrager een zeer sterke bescherming genieten van de uitingsvrijheid (HR 11 november 2011, Baljé vs Leefbaar Delft c.s., LJN: BU3917). Dat de uitingsvrijheid ook in andere gevallen de doorslag kan geven blijkt uit een arrest van het EHRM tegen Oostenrijk. De uitgever van een dagblad was veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding wegens het publiceren van de naam van een bankfunctionaris, die ervan verdacht werd een zeer groot bedrag verduisterd te hebben. Unaniem oordeelde het EHRM dat de veroordeling inbreuk maakte op artikel 10 EVRM. Hoewel de bankfunctionaris geen publieke figuur was, betrof de publicatie een onderwerp van maatschappelijk belang. Daarbij speelde een rol dat politici probeerden de schuld in de schoenen te schuiven van deze ene functionaris. Om die reden was het noemen van namen relevant (EHRM 10 januari 2012, Standard Verlags GmbH vs. Oostenrijk (no. 3), appl. 34702/07)."

Lees de volledige kroniek hier (Website IViR).