Materie waarvoor geen octrooibescherming geldt

13-06-2012 Print this page

B9 11327 en B9 11328. Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 juni 2012, HA ZA 11-2202, Reprise Biopharmaceutics LLC , Dr. Fein & Allergan tegen Ferring B.V. en gevoegde zaken HA ZA 11-2167 en HA ZA 11-2849 (vonnis in incidenten). (Met dank aan Gertjan Kuipers en Tjibbe Douma, De Brauw Blackstone Westbroek).

Octrooirecht. Twee vonnissen in samenhangende geschillen over, kort gezegd, de opeising van farmaceutische (urologische) octrooien.

Het eerste vonnis, in HA ZA 11-2202  (hoofdzaak in VRO-procedure),  ziet op een Europees Octrooi van Ferring m.b.t. ‘desmopressin in een orodispergeerbare doseringsvorm’. Reprise c.s. stelt het octrooi materie claimt en beschrijft die is uitgevonden door Dr. Fein. Dr. Fein zou echter ten tijde van de uitvinding niet in dienst zijn geweest bij Ferring en ook geen rechten op de uitvinding aan Ferring hebben overgedragen. Wel zou Dr. Fein bepaalde rechten uit hoofde van zijn uitvindinghebben overgedragen aan eiseres Reprise. Eiseressen Allergan en Sernity zouden op hun beurt bepaalde IE-rechten m.b.t. desmopressine hebben verkregen van Reprise. Reprise c.s. vordert i.c., kort gezegd, de (gedeeltelijke) overdracht van het (aandeel) in het octrooi, een verbod op inbreuk op het aandeel van Reprise en de (gedeeltelijke) vernietiging van het Nederlandse deel van het octrooi.

De rechtbank wijst alle vorderingen af. De stelling dat Dr. Fein bepaalde rechten zou hebben overgedragen acht de rechtbank ‘dermate vaag’ dat het onvoldoende aanknopingspunten beidt voor de beoordeling van de vorderingen tot opeising door Reprise, Allergan en Serenity. Met betrekking tot de  vordering tot opeising van het Nederlandse deel, concludeert de rechtbank daarnaast dat Reprise geen opeising vordert van een aandeel in de geoctrooieerde materie opeist (wat zou leiden tot een gezamenlijk recht), maar een gedeeltelijke opeising vordert van de geoctrooieerde materie. “Een dergelijke gedeeltelijk opeising is echter niet mogelijk omdat voor uitsluitend de door Reprise geclaimde materie geen octrooibescherming is verleend, maar slechts voor de combinatie van maatregelen. De vordering tot opeising van de niet-Nederlandse delen zouden daarnaast eigenlijk naar nationaal recht beoordeeld moeten worden, maar naar mening van de rechtbank is op dezelfde gronden niet in te zien dat naar deze rechtstelsels de opeising van materie waarvoor geen octrooibescherming geldt, toewijsbaar zouden zijn.

Voor de vernietiging van het Nederlandse deel van het octrooi is eveneens onvoldoende grond. De stelling dat het octrooi geen enkel technisch probleem oplost en daarom niet inventief kan zijn, wordt verworpen, onder meer op basis van uitlatingen van Reprise c.s. zelf.  Aan de daarbij verwoorde stelling dat zij een bepaalde oplossing voor de vakman voor de hand liggend vindt, gaat de rechtbank voorbij, nu die stelling eerst, en derhalve te laat, is aangevoerd bij pleidooi (in bovendien een VRO procedure).

De proceskosten worden begroot met toepassing van het liquidatietarief, nu een toereikende specificatie van de gevorderde €543.454,83 ontbreekt.

Het tweede vonnis, een vonnis in incidenten betreft, kort gezegd, exhibitievorderingen ex 843a Rv (en 85 Rv) vorderingen tot voeging en zien op een procedure m.b.t. opeisingsvorderingen van  Ferring m.b.t. een ander octrooiaanvrage van Dr. Fein.

De exhibitievorderingen worden afgewezen, aangezien er geen sprake is van een rechtsbetrekking. “Het enkele gegeven dat een partij in rechte is betrokken kan niet worden aangemerkt als ene rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a Rv.” De voegingsvorderingen worden gedeeltelijk toegewezen. 

Lees het eerste vonnis hier, het tweede vonnis (incidenten) hier.