Meeliften met Botox

10-05-2012 Print this page

B9 11212. HvJ EU, 10 mei 2012, zaak C‑100/11 P, Helena Rubinstein SNC en L’Oréal SA tegen OHIM / Allergan.

Merkenrecht. Nietigheidsprocedures tegen de EU-merken BOTOLIST en BOTOCYL van o.g.v. het oudere merk BOTOX van Allergan. Het HvJ concludeert tot verwerping van het beroep en tot de nietigheid van de merken BOTOLIST en BOTOCYL. Naar mening van het Hof  heeft het Gerecht o.a. op juiste wijze vastgesteld dat sprake is van 'meeliften' op de bekendheid van het bekende merk BOTOX:

97. De advocaat-generaal heeft dan ook in punt 36 van zijn conclusie opgemerkt dat het Gerecht na een globale beoordeling van de relevante gegevens van de zaak heeft vastgesteld, in punt 88 van het bestreden arrest, dat de litigieuze merken voordeel beoogden te trekken uit het onderscheidend vermogen en de reputatie van de oudere merken BOTOX. Bijgevolg is het argument van rekwirantes dat niet is bewezen dat de bedoeling bestaat om mee te liften, ongegrond.

98. Bovendien moet het argument van rekwirantes, dat ingeval de litigieuze merken mogelijkerwijs naar botulinetoxine verwezen, zij niet de bedoeling hadden om met het merk BOTOX te worden geassocieerd, worden afgewezen. Met dat argument wordt namelijk de beoordeling door het Gerecht dat het prefix „boto” niet beschrijvend is en niet als een verwijzing naar botulinetoxine kan worden beschouwd, waarop de vaststelling van het Gerecht in punt 88 van het bestreden arrest is gebaseerd, ter discussie gesteld. Het gaat om een feitelijke beoordeling, die overeenkomstig de in punt 84 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte rechtspraak niet vatbaar is voor toetsing door het Hof in het kader van een hogere voorziening.

Lees het arrest hier.