Merkvervalste sigaretten

28-11-2011 Print this page

B9 10466. Rechtbank Leeuwarden, 22 november 2011, LJN: BU5655, BU5767, BU5769 , BU5619, BU5641 en BU5661. Strafzaken sigarettensmokkel (met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Merkenrecht, althans strafrecht m.b.t. ‘merkvervalste sigaretten’. 5 verwante strafvonnissen in zaak over “het in Nederland, meermalen, opzettelijk invoeren van handelshoeveelheden verpakkingen met daarin sigaretten met de merknamen en beeldmerken van MARLBORO zijnde een merk waarop een ander recht heeft, zijnde en bevattende valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken.” Enkele citaten uit de diverse uitspraken:

LJN: BU5655: "Toen mijn vader mij vroeg mee naar Duitsland te gaan wist ik nog niet dat er sigaretten zouden worden gesmokkeld. Pas onderweg naar Duitsland, op het laadadres in Duitsland, heeft mijn vader mij verteld dat het geen zuivere koffie was. [...] Op de terugreis naar Nederland moest ik van mijn vader voorop rijden om te zien of er politie in de buurt was. [...] Ik moest bij de grensovergang kijken of er een grenscontrole was." (….) Hoewel er geen bewijs is voor het feit dat de verdachte voorafgaand aan of tijdens het transportte weten is gekomen dat de lading van de vrachtwagens uit sigaretten bestond, kan de rechtbank op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen moeilijk anders concluderen dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij betrokken was geraakt bij de smokkel van illegale goederen.”

LJN: BU5767 & LJN: BU5769: “(….) heeft hij derhalve, door toch hieraan mee te werken, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zich schuldig zou maken aan een strafbaar feit. De rechtbank overweegt daarbij in de eerste plaats dat van een chauffeur meer dan gebruikelijk waakzaamheid mag worden verwacht als het gaat om een incidenteel transport, buiten de reguliere distributiekanalen om, van goederen zoals tabakswaren, waarop accijnzen rusten die per land aanzienlijk kunnen verschillen en die daarom traditioneel smokkelobjecten zijn.”

LJN: BU5619: Uit het feit dat de verdachte, zoals uit de hiervoor reeds weergegeven verklaringen van [verdachte 5] blijkt, bewust onjuiste gegevens heeft laten invullen op de vervoersbrieven, blijkt naar het oordeel van de rechtbank evenwel genoegzaam dat de verdachte wist dat hij met illegale sigaretten van doen had. Of hij ook geweten heeft dat het ging om merkvervalste dan wel om niet in de accijnsheffing betrokken sigaretten, kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Niettemin heeft de verdachte onder de gegeven omstandigheden in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij één of beide van deze strafbare feiten zou plegen.

LJN: BU5641: Aan de verdediging moet worden toegegeven dat uit het samenstel van verklaringen van [verdachten 5 en 6] niet met zekerheid kan worden opgemaakt dat de verdachte aanwezig was op het moment dat zij te horen kregen dat er sigaretten vervoerd zouden worden, hoewel die suggestie wel gewekt wordt. Dat de verdachte wel degelijk wist dat het om sigaretten zou gaan, ligt echter voor de hand, nu niet goed valt in te zien dat dit wel tegen de chauffeurs [verdachten 5 en 6] zou zijn gezegd en niet tegen de verdachte. In samenhang genomen met de verklaringen van [verdachte 3], met name over de aanwijzingen die zijn vader hem op de terugreis heeft gegeven, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet alleen wist dat hij sigaretten vervoerde, maar ook dat hij wist dat deze sigaretten illegaal waren. Ook als, zoals door de verdediging is aangevoerd, de verdachte niet zou hebben geweten dat het ging om merkvervalste sigaretten of dat deze niet in de accijnsheffing betrokken waren, heeft hij op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of beide van deze strafbare feiten gepleegd zouden worden.

(…) Criminele organisatie:  Nu alleen bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij het transport van 27 januari 2009, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat de verdachte deel uit heeft gemaakt van een criminele organisatie. Het is immers vaste jurisprudentie dat van een "organisatie" in de zin van artikel 140 Sr eerst kan worden gesproken als er een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband bestaat. Dat is hier niet het geval; meer dan een eenmalige, min of meer toevallige, samenwerking tussen de verdachten kan zoals gezegd niet bewezen worden.

 

LJN: BU5661: Naar het oordeel van de rechtbank is er echter onvoldoende bewijs in het dossier om buiten redelijke twijfel aan te kunnen nemen dat de verdachte ook bij de invoer van deze sigaretten betrokken is geweest. Daarnaast ontbreekt het bewijs dat de verdachte, die als vennoot wellicht medeverantwoordelijk gehouden zou kunnen worden voor de aanwezigheid van de sigaretten op het bedrijfsterrein, wist of had moeten vermoeden dat de lading van deze trailer uit illegale sigaretten bestond.

Mediaberichtgeving o.a. hier.