Niet van toepassing op een kort geding

21-09-2011 Print this page

B9 10158. Gerechtshof ’s-Gravenhage 19 juli 2011, LJN: BS8740, H&M Hennes & Mauritz Netherlands B.V. tegen G-Star Raw C.V. / Facton Ltd

 

Merkenrecht. Incident in hoger beroep na vzr. Rechtbank Den Haag 10 december 2010. Afwijzing verzoek tot schorsing van de procedure omdat vordering tot nietigverklaring van het in het geding zijnde merk bij OHIM is ingesteld, aangezien dit artikel niet van toepassing is op een kort geding.

 

3. H&M heeft op grond van artikel 104, lid 1, GMVo  in eerste aanleg gevorderd de procedure te schorsen omdat bij OHIM reeds een vordering tot nietigverklaring van het Gemeenschapsmerk was ingesteld.  De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Het hof is, evenals de voorzieningenrechter, van oordeel dat artikel 104, lid 1, GMVo niet van toepassing is op een kort geding. Die bepaling verplicht de rechter immers slechts te schorsen wanneer een in artikel 96 GMVo - welk artikel in beginsel ziet op bodemprocedures - bedoelde vordering is ingesteld. In artikel 104, lid 1, GMVo wordt niet verwezen naar artikel 103 GMVo betreffende voorlopige en beschermende maatregelen.

 

Voorts blijkt ook uit het in lid 3 van artikel 104 GMVo bepaalde: “Indien de rechtbank voor het Gemeenschapmerk de procedure schorst, kan zij voorlopige en beschermende maatregelen bevelen voor de duur van de schorsing.” dat de in lid 1 van artikel 104 GMVo neergelegde verplichting om de procedure te schorsen slechts geldt voor bodemprocedures. Het in lid 3 bepaalde is niet goed verenigbaar met een procedure die enkel strekt tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening, zoals een kort geding.

 

4. Het bovenstaande brengt mee dat de incidentele vordering tot schorsing moet worden afgewezen.

 

Lees het arrest hier