Noot van Koelman: L’Oréal/eBay (aansprakelijkheid online marktplaats)

02-02-2012 Print this page

B9 10743. Kamiel Koelman, Van Diepen Van der Kroef: Noot bij HvJ EU 12 juli 2011 (L’Oréal/eBay), zaak C-324/09, B9 9922 (eerder verschenen in BIE, november 2011, p. 334, nr. 107).

Het bovenafgedrukte arrest bevat tal van interessante oordelen op het gebied van het merkenrecht. Maar het meest belangwekkende onderdeel van de uitspraak betreft de aansprakelijkheid van de aanbieder van een online marktplaats voor inbreuken gemaakt door gebruikers van zijn dienst.

(…) Hoe verhoudt bovenstaande zich tot de Nederlandse praktijk, bijvoorbeeld tot de recente uitspraken tegen FTD? FTD was een soort forum waarop derden niet direct ‘doorklikbare’ verwijzingen naar inbreukmakend geuploade werken konden plaatsen. FTD zou wellicht aanspraak kunnen maken op de bescherming van de bepalingen van de E-Commerce Richtlijn. Maar FTD had moderatoren aangesteld die het forum (enigszins) modereerden. Zou ze daardoor onvoldoende neutraal of passief zijn geweest om voor de regeling van de E-Commerce Richtlijn in aanmerking te komen? Het Hof Den Haag oordeelde dat FTD verwijzingen naar downloads van een bepaalde film moest voorkomen. Gesteld dat FTD voor de aansprakelijkheidsvrijwaring in aanmerking zou komen - of zo verstandig was geweest haar dienst niet te (laten) modereren - zou deze veroordeling dan zijn toegestaan? In ieder bericht dat derden op het forum achterlaten, kan een verwijzing staan naar de betreffende film. In feite impliceert het Haagse arrest daarom dat FTD actief alle gegevens moet surveilleren die al haar gebruikers op haar dienst zetten.

De Haarlemse Rechtbank oordeelde zelfs dat FTD verwijzingen naar downloads van alle films van alle bij Brein aangeslotenen moet voorkomen. Het vonnis laat niet zien of Brein daartoe een lijst met films dient te overleggen. Maar ook indien wordt aangenomen dat FTD kan weten om welke films het gaat, houdt het vonnis in dat ieder bericht van iedere gebruiker moet worden gescreend om iedere bijdrage aan inbreuk te voorkomen (overigens niet eens de inbreuk zelf - want de rechter oordeelt dat op de dienst van FTD zelf géén directe inbreuk wordt gemaakt). Dat lijkt neer te komen op een algemene monitorverplichting waarvan het HvJ EU aangeeft dat zij niet mag worden uitgevaardigd. Of zou met deze maatregel, gezien de omstandigheden van het geval, toch een ‘passend evenwicht’ zijn bereikt zoals voorgeschreven door het HvJ EU?

Lees de volledige noot hier.