Nota naar aanleiding van het verslag bij wetsvoorstel Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming

19-02-2018 Print this page
B915306

34 851
Regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) (Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming)

 

Nota naar aanleiding van het verslag

 

" [...]

De AVG is van groot belang voor burgers, bedrijven en overheden. Het verwerken van persoonsgegevens is bij uitstek niet aan landsgrenzen gebonden en de verwachting is dat die ontwikkeling in de toekomst alleen maar zal doorzetten. Wil aan de ene kant het recht op bescherming van persoonsgegevens zo effectief mogelijk worden vormgegeven en tevens aan de andere kant het vrije verkeer van data («the free flow of data») zo min mogelijk gehinderd worden, dan zijn uniforme rechtsregels, die verder strekken dan voornoemde landsgrenzen, onontbeerlijk. Voor bedrijven die gegevens verwerken van burgers uit verschillende lidstaten gaat dit concreet betekenen dat er minder verschillende wetgeving in acht genomen hoeft te worden omdat de beginselen, de basisvereisten en bijvoorbeeld de rechten van betrokkenen in alle lidstaten identiek geregeld zijn. Hierdoor ontstaat een «level playing field». Ook is in de AVG geregeld dat verwerkingsverantwoordelijken, in hoeveel landen ze ook actief zijn, altijd maar één toezichthoudende autoriteit als aanspreekpunt hebben. Voor mensen wier persoonsgegevens worden verwerkt, is het bijvoorbeeld een groot voordeel dat zij, als ze hun rechten willen doen gelden, altijd bij hun eigen toezichthoudende autoriteit terecht kunnen, ook al worden hun persoonsgegevens verwerkt door een bedrijf dat in een andere lidstaat gevestigd is. De AVG maakt met andere woorden het gegevensbeschermingsrecht toekomstbestendiger en tilt het als het ware op een hoger niveau waardoor uiteindelijk burgers en bedrijven beter beschermd worden respectievelijk internationaal eenvoudiger kunnen opereren.

 

[...]

 

Vraag 4 (VVD)

De leden van de VVD-fractie constateren dat artikel 2 van de AVG het materiële toepassingsbereik aangeeft. Verwerking van persoonsgegevens door een natuurlijke persoon bij de uitoefening van een zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteit valt buiten de toepassing van de AVG (en dus ook van het onderhavige wetsvoorstel). Het valt deze leden op dat in de AVG en het wetsvoorstel nauwelijks wordt ingegaan op de vraag wat precies onder zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteiten valt. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel staat alleen dat het begrip door het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hvj EU) nader is ingevuld, met een verwijzing naar het Lindqvist-arrest uit 2003 (HvJ EG 6 november 2003, C-101/01, 

Het Linqvist-arrest (IEPT20031106, HvJEG, Lindqvist) is alweer vijftien jaar oud. Inmiddels hebben digitalisering en sociale media de wereld ingrijpend veranderd. Kan de regering aangeven of de uitzondering voor zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteiten in de afgelopen vijftien jaar nader is ingevuld? Zo ja, hoe?

 

De leden van de VVD-fractie merken echter zeer terecht op dat de maatschappij enorm is veranderd sinds 2003 toen het Lindqvist-arrest werd gewezen. Het toegenomen belang van digitale verwerkingen in het kader van persoonlijke of huishoudelijke activiteiten blijkt ook uit overweging 18 bij de AVG, waarin onder meer staat dat tot persoonlijke of huishoudelijke activiteiten kunnen behoren het voeren van correspondentie, het houden van adressenbestanden, het sociaal netwerken en online-activiteiten in de context van dergelijke activiteiten. Dat met name de opkomst en grote vlucht van het fenomeen sociale media onvermijdelijk hun weerslag zullen hebben op de wijze waarop in concrete situaties deze bepalingen ter afbakening van het materiële toepassingsbereik moeten worden uitgelegd en toegepast, is dus evident. Het is dan ook niet mogelijk om hier precieze grenzen aan te geven, juist omdat deze telkens mee (moeten kunnen) bewegen met de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. De AP en de rechter zullen ook altijd de specifieke omstandigheden van het geval (de context) betrekken bij de beoordeling van het aan hem voorgelegde geval. In het antwoord op vraag 6 wordt nader ingegaan op de wijze waarop de AP dit criterium ter afbakening van het materiële toepassingsbereik van de AVG vertaalt naar de praktijk. Over publicatie van persoonsgegevens voor zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteiten op internet door particulieren in relatie tot richtlijn 95/46/EG en de Wbp is geen aanvullende jurisprudentie bekend van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) of nationale rechters.

 

[...]"

 

Lees de volledige nota (98 vragen) hier.