Nu het eindvonnis nog niet is gewezen

16-12-2011 Print this page

B9 10567. Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, 13 december 2011, (incidenteel HB 843a). (Met dank aan Mark Jansen, Dirkzwager).

Hoger beroep tegen de in eerste instantie toegewezen incidentele vordering ex. 843a jo. 1019a met betrekking tot inzage in door bewijsbeslag getroffen bescheiden.  In de hoofdzaak heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen en is een eindvonnis nog niet gewezen en de appellant wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn tussentijds hoger beroep.

“Als rechtsvordering die inzet is van het geding tussen [partijen] moet worden verstaan de (op auteursrecht, databankenrecht en onrechtmatige daad gebaseerde) vorderingen in de hoofdzaak en niet de op art. 843a Rv gebaseerde vorderingen in het incident. Tussentijds hoger beroep tegen de toewijzing van die vordering in het vonnis van 18 augustus 2010 staat derhalve - behoudens verlof van de rechter - in beginsel niet open.” 1019h proceskosten &  liquidatietarief (onbetwist): €3.180,15.

Naar bericht van de inzendende advocaat (de advocaat van geïntimeerde) is het arrest weliswaar conform de bestendige lijn in de jurisprudentie, maar niettemin toch interessant, “aangezien in dit geval door appellant pleidooi is aangevraagd om te bepleiten dat hij niettemin ontvankelijk moest worden verklaard in zijn appel. Het hof heeft dat verzoek, binnen 10 dagen na datum pleidooi, afgewezen en appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn appel.”

3.2 De regel dat tussentijds hoger beroep tegen tussenuitspraken is uitgesloten behoudens rechterlijk verlof daartoe, strekt ertoe fragmentatie van de instructie van de zaak, vertraging en processuele complicaties tegen te gaan en daarmee de doelmatigheid en snelheid van de procedure te bevorderen. Bij een vonnis in een incident ex artikel 843a Rv gaat het niet om een vonnis waarbij een voorlopige voorziening wordt getroffen of geweigerd, ten aanzien waarvan wel hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen. Hat gaat immers niet om een voorschot op de inzet van het geding. Naar het oordeel van het hof is evenmin sprake van een (deel)vonnis, nu niet door een uitdrukkelijk dictum een eind wordt gemaakt aan het geding omtrent enig deel van de rechtsvordering die inzet is van het geding. Als rechtsvordering die inzet is van het geding tussen [partijen] moet worden verstaan de (op auteursrecht, databankenrecht en onrechtmatige daad gebaseerde) vorderingen in de hoofdzaak en niet de op art. 843a Rv gebaseerde vorderingen in het incident. Tussentijds hoger beroep tegen de toewijzing van die vordering in het vonnis van 18 augustus 2010 staat derhalve - behoudens verlof van de rechter - in beginsel niet open.

3.3 Hieraan doet niet af dat een vordering ex art. 843a Rv ook in een zelfstandige procedure kan worden ingesteld, in welk geval het in die procedure gewezen vonnis wel vatbaar is voor hoger beroep. De hiervoor weergegeven ratio van de uitsluiting van het tussentijds hoger beroep is in dat geval niet in het geding. Hoewel de eiser, indien deze ervoor kiest de op een 843a Rv gebaseerde vordering bij wijze van incident in de hoofdzaak in te stellen, daarmee ook bepaalt dat tegen de daarop gegeven beslissing niet meteen hoger beroep kan worden ingesteld, geldt het verbod van tussentijds hoger beroep voor beide partijen. Bovendien kan de recehter die de in het tussenvonnis vervatte beslissing gaf, desverzocht ook na de uitspraak bepalen dat tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld. Bij de beslissing op een dergelijk verzoek kunnen de mogelijk onomkeerbare gevolgen van edn toewijzende beslissing in het art. 843a Rv incident worden meegewogen. Het enkele feit dat een toewijzende beslissing in een art. 843a Rv incident onomkeerbare gevolgen kan hebben aldus dat de wederpartij op de hoogte raakt van de inhoud van bescheiden waarop volgens de andere partij geen recht op inzage beslaat - is evenwel onvoldoende voor een uitzondering op het in art. 337 Rv neergelegde verbod op tussentijds hoger beroep.

Lees het arrest hier