Omdat iedereen weet dat dit een doodzonde zou zijn

17-05-2011 Print this page

B9 9673. Rechtbank Dordrecht, 21 april 2011, LJN: BQ2061, B&S Global Bonded Purchase B.V. (GBP) tegen Philip Morris World Trade Sarl

Parallelimport. Sigaretten. Aardig inleidend gegeven: Philip Morris heeft op 9 juli 2004 een overeenkomst gesloten met de Europese Commissie en met een aantal EU-lidstaten met als aanhef “Anti-Contraband and Anti-Counterfeit Agreement and  General Release.” Philip Morris heeft zich daarbij verplicht om, kort gezegd, zich in te spannen om te voorkomen dat klanten van Philip Morris sigaretten doorverkopen zonder daarvoor fiscale heffingen als accijnzen te betalen.

Eiser i.c GBP was tot voor kort klant van Philip Morris. Bij brief van 21 maart 2011 heeft Philip Morris medegedeeld de leveringen met onmiddellijke ingang te staken, omdat er bij de verkoop in Kirgizistan van producten van Philip Morris door een onderneming binnen de B&S instructies waren gegeven om tracking stickers te verwijderen en om de producten met zwarte folie te omwikkelen. GBP betwist dat sprake is van parallelimport en vordert veroordeling van Philip Morris tot hervatting van de levering van sigaretten.

Nederlandse rechter is bevoegd, Zwitsers recht is toepasselijk. De vordering wordt toegewezen, zij het niet onvoorwaardelijk en in afwachting van een arbitraal vonnis. De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk gemaakt dat de verwijderingsinstructie van GBP “niet mede de tracking stickers betrof, maar slechts overige markeringen van de lading”.

4.13.  Op zich is denkbaar dat kale lezing van de voorgaande tekst bij Philip Morris het vermoeden heeft gewekt dat de tracking stickers moesten worden verwijderd. Gelet evenwel op de gemotiveerde onderbouwing van GBP ter zitting acht de voorzieningenrechter niettemin voldoende aannemelijk gemaakt dat de instructie niet mede de tracking stickers betrof, maar slechts overige markeringen van de lading. GBP verklaarde dat het voor elk personeelslid binnen de B&S Groep zonneklaar is dat de tracking stickers van Philip Morris nooit verwijderd mogen worden omdat iedereen weet dat dit een doodzonde zou zijn. Voorts verklaarde GBP dat het personeel binnen de B&S Groep uitdrukkelijk is geïnstrueerd om nooit de tracking stickers te verwijderen. GBP gaf aan zich te realiseren dat het belang om aan de eisen van Philip Morris tegemoet te komen zeer groot is, gelet op het risico van staking van de levering. Ook verklaarde GBP dat het uit concurrentieoverwegingen is geweest dat overige ladingkenmerken wel verwijderd moesten worden. De zwarte folie is volgens GBP bedoeld om te verhullen dat het om -voor diefstal aantrekkelijke- sigaretten gaat. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter aan Philip Morris de vraag voorgelegd of Philip Morris kan bewijzen dat de tracking stickers waren verwijderd. Philip Morris heeft deze vraag ontkennend beantwoord.

4.14.  Voorts is van belang dat het standpunt van Philip Morris gebaseerd op documenten van GBP die GBP vrijwillig aan Philip Morris heeft afgestaan. (…)

4.17.  Tevens wordt in de beoordeling betrokken dat GBP in het kader van het voormelde FIOD-onderzoek vrijwillig aan Philip Morris een lijst met haar volledige klantenbestand heeft verstrekt. Ter zitting bleek dat Philip Morris inmiddels al een grote klant van GBP had benaderd om voortaan rechtstreeks met Philip Morris zaken te doen. Aldus kan niet op voorhand worden uitgesloten dat Philip Morris van de gelegenheid van het FIOD-onderzoek gebruik heeft willen maken om zich het klantenbestand van GBP toe te eigenen.

4.18.  Slotsom is dat de vordering zal worden toegewezen, zij het niet onvoorwaardelijk. Een vonnis in kort geding is slechts een voorlopige maatregel. Daarom zal worden bepaald dat de voorziening slechts geldt totdat bij arbitraal vonnis anders wordt bepaald, dit overeenkomstig hetgeen GBP bij eiswijziging “aanvullend” heeft gevorderd.

Lees het vonnis hier.