Onder welke voorwaarden

01-12-2011 Print this page

B9 10487. HvJ EU, 1 december 2011, gevoegde zaken C-446/09 Koninklijke Philips Electronics tegen Lucheng Meijing Industrial Company c.s. en C-495/09 Nokia Corporation tegen Her Majesty’s Commissioners of Revenue and Customs (in tegenwoordigheid van INTA).

Douane & IE.  Het Hof van Jusitie verduidelijkt onder welke voorwaarden de douaneautoriteiten van de lidstaten uit derde landen afkomstige goederen – imitaties of kopieën van in de Unie intellectuele-eigendomsrechtelijk beschermde waren – kunnen vasthouden. ‘Wanneer dergelijke goederen zich in de Unie in een douane-entrepot of in extern douanevervoer bevinden, kunnen zij als „namaakgoederen” of „door piraterij verkregen goederen” worden aangemerkt wanneer is bewezen dat zij bestemd zijn om in de Unie te worden verhandeld.’

Beide zaken betreffen de uitlegging van de Unieregeling inzake het optreden van de douaneautoriteiten wanneer zij geconfronteerd worden met uit derde landen afkomstige goederen die op het grondgebied van de Unie in extern douanevervoer zijn of in een douane-entrepot zijn geplaatst en die eventueel inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten. Deze schorsingsregelingen maken het mogelijk niet-communautaire goederen niet te onderwerpen aan rechten bij invoer en andere heffingen of aan handelspolitieke maatregelen.

Het Hof herinnert eraan dat uit derde landen afkomstige goederen die onder een schorsingsregeling zijn geplaatst, niet louter wegens deze plaatsing inbreuk kunnen maken op in de Unie geldende intellectuele-eigendomsrechten. Daarentegen kan inbreuk op deze rechten worden gemaakt wanneer met betrekking tot uit derde landen afkomstige goederen gedurende hun plaatsing onder een schorsingsregeling in het douanegebied van de Unie of zelfs vóór ze in dat gebied binnenkomen, tot de consumenten in de Unie gerichte commerciële handelingen worden gesteld zoals verkoop, verkoopaanbieding of reclame.

Afgezien van het bestaan van een dergelijke commerciële handeling kunnen ook andere omstandigheden ertoe leiden dat de douaneautoriteiten van de lidstaten goederen voorlopig vasthouden. Zo hebben de douaneautoriteiten, wanneer zij vaststellen dat imitaties of kopieën van een in de Unie intellectuele-eigendomsrechtelijk beschermde waar in een entrepot zijn opgeslagen of in doorvoer zijn, het recht op te treden wanneer zij over aanwijzingen beschikken waaruit blijkt dat een of meerdere van de bij de productie, expeditie of distributie van de goederen betrokken ondernemingen op het punt staan deze goederen naar de consumenten van de Unie om te leiden ook al is daar nog geen begin mee gemaakt, of hun commerciële bedoelingen verbergen.

Dergelijke aanwijzingen kunnen onder meer zijn de omstandigheid dat de bestemming van de goederen niet is aangegeven hoewel voor de gevraagde schorsingsregeling aangifte van de bestemming vereist is, het ontbreken van nauwkeurige of betrouwbare informatie over de identiteit of het adres van de producent of de expediteur van de goederen, het ontbreken van samenwerking met de douaneautoriteiten of nog aan het licht gekomen documenten of briefwisseling over de betrokken goederen waaruit blijkt dat het gevaar bestaat dat deze goederen naar de consumenten in de Unie worden omgeleid. In elk geval is het vereist dat een dergelijk vermoeden ontstaat uit de omstandigheden van het concrete geval.

In de tweede plaats verduidelijkt het Hof over welke gegevens de bevoegde autoriteiten moeten beschikken om uit te maken of de reeds vastgehouden goederen inbreuk maken op de intellectuele-eigendomsrechten van de Unie. Zo is het Hof van oordeel dat goederen waarvan na een onderzoek ten gronde niet is bewezen dat zij zijn bestemd om in de Unie te worden verhandeld, niet kunnen worden aangemerkt als „namaakgoederen” en „door piraterij verkregen goederen”.

Een dergelijke inbreuk kan worden bewezen aan de hand van bepaalde gegevens zoals de verkoop van de goederen aan een klant in de Unie, een verkoopaanbieding aan of reclame bij consumenten in de Unie of nog documenten of briefwisseling betreffende de betrokken goederen waaruit blijkt dat het voornemen bestaat om deze goederen naar de consumenten in de Unie om te leiden.

Ten slotte – zo preciseert het Hof – kunnen, wanneer niet is bewezen dat inbreuk is gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht, goederen die in de Unie onder een schorsingsregeling zijn geplaatst, in voorkomend geval in beslag worden genomen in andere situaties die zijn geregeld in het douanewetboek van de Unie, zoals de situatie waarin de betrokken goederen een gevaar voor de gezondheid en de veiligheid inhouden.

Perscommuniqué hier en het arrest zelf hier.