Onrechtmatige distributie van kopieën

29-03-2012 Print this page

B9 11019. HvJ EU, 29 maart 2012, zaak  C-5/11, Strafzaak tegen Titus Donner (Prejudiciële vragen Bundesgerichtshof).

Auteursrecht. Strafrecht. Distributie. Vrij verkeer van Goederen. Is strafvervolging in strijd met het beginsel van vrij verkeer van goederen? Conclusie A-G in geschil over de verhandeling van reproducties van bekende meubelen. Het Italiaanse Dimensione verkoopt de reproducties en een deel van de verkoop is gericht op klanten in Duitsland.  In Duitsland worden de artikelen aangemerkt als kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken van toegepaste kunst. In Italië zijn de artikelen echter naar nationaal auteursrecht niet beschermd of is het auteursrecht daarop in de praktijk niet afdwingbaar.

De strafvervolging betreft de rol die de Duitse bedrijfsleider Donner bij de verspreiding van de artikelen in Duitsland heeft gespeeld. Aan het Hof is de vraag gesteld of de Duitse autoriteiten zich op artikel 36 VWEU (EU Verdrag) en met name het bepaalde met betrekking tot de industriële en commerciële eigendom kunnen beroepen. Artikel 36 VWEU is aan de orde “omdat vaststaat dat de strafvervolging een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking tussen de lidstaten in de zin van artikel 34 VWEU vormt. De vraag rijst dus of deze situatie kan worden gerechtvaardigd uit hoofde van artikel 36 VWEU.”

Aangetekend moet daarbij worden dat in dit geval de houders van het auteursrecht op de artikelen geen handelingen hebben verricht die kunnen worden aangemerkt als handelingen waardoor hun rechten worden uitgeput. “Daarnaast blijft het, zoals ik reeds heb opgemerkt, vanuit het oogpunt van het Unierecht, zoals door het Hof in het arrest Flos uitgelegd, twijfelachtig of de artikelen in Italië legaal in de handel zijn gebracht.” “Indien Donner in strijd met de auteursrechtrichtlijn de werken onder het publiek heeft verspreid, kan het Hof dus slechts oordelen dat de aanklager zich niet op artikel 36 VWEU mag beroepen, indien daardoor een kunstmatige handelsbarrière tussen de lidstaten ontstaat of indien het betrokken nationale auteursrecht op grond van nationaliteit of van de geografische oorsprong van goederen discrimineert.

Naar mening van A-G Jääskinen valt Donner onder artikel 4, lid 1, van de auteursrechtrichtlijn en dus onder de werkingssfeer ratione materiae van artikel 36 VWEU, aangezien hij handelingen verrichtte die kunnen worden aangemerkt als distributie door verkoop van de beschermde werken. Uit zijn activiteiten blijkt een betrokkenheid bij de transactie die veel verder gaat dan waartoe een onafhankelijk transportbedrijf bereid zou zijn bij een normale grensoverschrijdende levering van meubels.

Aangezien het vrije verkeer van goederen moet worden afgewogen tegen de bescherming van de industriële en commerciële eigendom op grond van de artikelen 34 VWEU en 36 VWEU, kan niet worden gesteld dat de verplichting voor handelaars om zich te houden aan de bescherming van het auteursrecht in de lidstaat waar de distributie plaatsvindt, onevenredige gevolgen heeft voor het vrije verkeer van goederen. Voorts kan een beperking van het vrije verkeer van goederen die ervoor zorgt dat de Unie en haar lidstaten de krachtens het internationale auteursrecht op hen rustende verplichtingen nakomen, niet onevenredig zijn.

Het gelijkheidsbeginsel is daarnaast van toepassing op de uitputting van het auteursrecht in artikel 4, lid 2, van de auteursrechtrichtlijn.  Bij de door Jääskinen voorgestane uitlegging van het Unierecht is er evenwel geen discriminatie. Kopers die naar Italië gaan om van Dimensione gekochte werken op te halen of die een beroep doen op een onafhankelijke vervoerder die niet bij de distributieregeling betrokken is, bevinden zich niet in een vergelijkbare situatie als Donner. In dat geval is alleen sprake van privé-invoer van kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken, wat in Duitsland lijkt toegestaan.

A-G Jääskinen concludeert uiteindelijk:

„De artikelen 34 VWEU en 36 VWEU tot regeling van het vrije goederenverkeer staan er niet aan in de weg dat medeplichtigheid aan de onrechtmatige distributie van kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken op grond van het nationale strafrecht strafbaar is, wanneer kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken door verkoop in een lidstaat worden verspreid doordat zij voor het publiek in die lidstaat beschikbaar worden gemaakt door middel van een grensoverschrijdende verkoopovereenkomst op afstand die haar oorsprong vindt in een andere lidstaat van de Europese Unie waar het werk niet auteursrechtelijk was beschermd of auteursrechtelijke bescherming niet afdwingbaar was.”

Lees de conclusie hier.