Ontwikkelingen in Duitsland, niet het VK, leiden nu tot uitstel – en mogelijk zelfs afstel – van de inwerkingtreding van het Eengemaakt Octrooigerechtstelsel

18-01-2018 Print this page
B915246

IER, 2017/60, 2017-6, p. 427-430, B. Pinkaers en H. Speyart: "In combinatie met het Brexit-proces heeft een in maart 2017 bij het Bundesverfassungsgericht (“BVerfG”) neergelegde grondwettelijkheidsklacht tegen de Duitse wet tot ratificatie van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (“EOGO”) geleid tot onzekerheid over de datum van inwerkingtreding van die overeenkomst.

 

[...]

 

Ingeval het BVerfG de klacht niet niet-ontvankelijk verklaart en dus inhoudelijk moet behandelen, zou het zonder verwijzing in de tweede helft van 2018 arrest kunnen wijzen, waardoor het hiervoor genoemde schema bij niet-ontvankelijkheid met minimaal vijf maanden wordt vertraagd. Indien het BVerfG de verplichting ziet om vragen aan het HvJ EU te verwijzen, zal die vertraging nog groter zijn.
In beide gevallen is het dan goed mogelijk dat de EOGO pas in werking kan treden na 29 maart 2019, de datum waarop het VK van rechtswege ophoudt EU-lid te zijn, behoudens verlenging van de termijn van twee jaar door de overige 27, met eenparigheid van stemmen. De dan ontstane situatie achten wij juridisch niet onmogelijk, maar zal door de lastige Brexit-onderhandelingen politiek zeer lastig zijn. Want het is in ieder geval duidelijk dat zelfs indien het VK nog als EU-lidstaat de EOGO ratificeert, de verordeningen 1257/2012 en 1260/2012 na de Brexit niet langer zullen gelden voor het VK, zodat het in het belang van houders van octrooien noodzakelijk is dat de EOGO lidstaten tijdig afspreken dat het gebied van het VK onderdeel zal zijn van het gebied waar eenheidsoctrooien hun werking zullen hebben."