OHIM, 28 juli 2015, Adidas v Inter, OPPOSITION No B 2 190 885
Merkenrecht. Oppositie ingesteld door merkhouder Adidas AG (linker afbeelding) tegen de registratie van Gemeenschapsmerk 11 368 131 door Inter (rechter afbeelding). Opponent stelt dat verzoeker geen merkregistratie mag krijgen voor zijn beeldmerk op grond van art. 8 lid 5 van de Gemeenschapsmerkenverordening. Dit artikel bepaalt dat na oppositie door de houder van een ouder merk in de zin van lid 2, de inschrijving van het aangevraagde merk wordt geweigerd, wanneer het voldoet aan de vereisten zoals genoemd in dit artikel.
Het OHIM oordeelt dat de waren voorliggende waren niet identiek zijn, maar wel gelijkenis vertonen tot op zekere hoogte. Vervolgens oordeelt het OHIM dat Adidas erin is geslaagd om aan te tonen dat het een bekend merk is in de Europese Unie voor sportkleding. Ook is het volgens het OHIM zo dat het relevante publiek een associatie zal maken tussen de voorliggende merken, waarbij het een aantal verschillende omstandigheden meeneemt, zoals de reputatie van Adidas. Het feit dat de strepen op de shirts op dezelfde positie en op dezelfde manier zijn weergegeven speelt hierin mee.
Vervolgens dient er ongerechtvaardigd voordeel te worden getrokken uit of afbreuk worden gedaan aan het onderscheidende vermogen of de reputatie van het oudere merk. Hier is volgens het OHIM sprake van, gezien de grote bekendheid van het merk Adidas en zijn waren. Adidas is immers al decennia lang sponsor van grote sportevenementen en brengt daarbij veel verschillende waren op de markt, waardoor het relevante publiek strepen snel zal associeren met het merk.
Verzoeker stelt tenslotte dat het een geldige reden heeft voor het gebruik van de strepen op de shirts, aangezien zij verantwoordelijk is voor de bescherming van het intellectuele erfgoed van Johan Cruyff, die uitdrukkelijk niet werd gesponsord door Adidas en tijdens het WK in 1974 een gepersonaliseerd shirt droeg met twee in plaats van drie strepen op zijn beide mouwen. Volgens het OHIM gaat deze stelling echter niet op aangezien de evenementen uit 1974 niet representatief zijn voor de huidige situatie. Dit argument zou anders ook geen afbreuk kunnen doen aan het feit dat er sprake zou zijn van een geldige reden. Het OHIM wijst deze stelling daarmee af en oordeelt dat de oppositie door Adidas is toegestaan op grond van art. 8 lid 5 Gemeenschapsmerkenverordening.
Lees de uitspraak hier.
