Pleidooi in tijden van Corona

12-05-2020 Print this page
B916040

“Als niemand zijn hand opsteekt, ga ik er van uit dat u ons hoort”

Op 8 mei 2020 hield de IE Kamer van de rechtbank Den Haag een videozitting in een octrooibodemprocedure. Uw ‘reporter-for-one-day’ had het genoegen de online zitting als toehoorder op afstand bij te kunnen bijwonen en getuige te mogen zijn van een staaltje innovatief procederen. Corona lockdown of niet, het recht moet immers zijn loop hebben.

 

De online zitting begon om 1 uur ’s middags, nadat de dag daarvoor een ‘try-out’ had plaatsgevonden om de technische verbindingen te checken. De rechtbank maakt gebruik van https://meet.th.rechtspraak.nl, een Cisco-app waarop ingelogd kan worden met een Meeting ID  en een wachtwoord. Om mee te kunnen doen is een computer nodig die voorzien is van  een camera, een microfoon en een speaker en Google Chrome of Firefox. Voor de Apple gebruikers is een Mac of IPad met Safari vereist. Nu thuiswerken de norm is en online vergaderen onderdeel is van het ‘nieuwe normaal’ kan dat voor de gemiddelde professional geen obstakel zijn om aan de videozitting te kunnen deelnemen. Uw verslaggever had de try-out gemist, maar logde vrijdagmiddag zonder problemen in. De handleiding leerde nog dat als een beeldverbinding niet mogelijk was men ook per telefoon kon meedoen door te bellen naar een speciaal telefoonnummer en de inloggegevens te gebruiken.

 

De video-zitting hield in dat de rechtbank, vergezeld van een griffier, gezeten was in een verder lege zittingszaal, waarin voor de rechtbank een groot beeldscherm stond opgesteld (zie foto). Daarop waren de ingelogde procesdeelnemers – advocaten, octrooigemachtigden en partijen – te zien, zoals we dat van online vergaderplatforms inmiddels gewend zijn. De rechters zijn op het podium van elkaar gescheiden door nauwelijks zichtbare plexiglasschermen. De procesdeelnemers zagen elkaar en de rechtbank ook op hun eigen scherm. De rechtbank en de griffier waren – uiteraard – in toga, maar dat gold slechts voor één van de beide advocaten. Kennelijk was dat geen punt. Tja, het zijn andere tijden waarbij ook voor kledingvoorschriften kennelijk sprake kan zijn van overmacht. 

 

Na eerst gecontroleerd te hebben dat alle deelnemers een werkende beeld- en geluidsverbinding hadden, volgde een korte uitleg van wat de rechtbank ‘technische etiquette’ noemde. Dat is de subtielere benaming voor wat in politiekringen kennelijk ‘ether discipline’ heet, zoals we sinds het optreden van (voormalig) politiewoordvoerster Ellie Lust in het tv-programma ‘Wie is de mol’ weten. Deze ‘etiquette’ behoort inmiddels ook tot de stand van de techniek voor de gemiddelde professional: als je niet aan het woord bent de microfoon uitzetten (‘mute’) en als je het woord wilt je hand opsteken voor de camera. Het maken van opnamen door procesdeelnemers of toehoorders was niet toegestaan. De griffier maakte een opname met het oog op het proces-verbaal, maar deze wordt daarna vernietigd. De afdeling Communicatie en Voorlichting van de rechtbank maakte ook opnames voor voorlichtingsdoeleinden. Diezelfde afdeling stelde ook de hier weergegeven foto ter beschikking. Verder werd de procesdeelnemers verzocht welwillend mee te werken aan de zitting met begrip voor de technische omstandigheden. Het leidde er allemaal toe dat de zitting beschaafd verliep, wat niet alleen de verdienste was van de betrokken advocaten en octrooigemachtigden, maar met name van de rechtbank, die er duidelijk op toezag dat iedereen zijn zegje kon doen.

 

Het inhoudelijke deel van de zitting werd geopend met een ‘corona-verweer’. Dat bleek er op te zien dat één van de partijen een video in het geding had gebracht van een opstelling van de bestreden machine op een bepaalde locatie en dat het voor de andere partij door de lockdown voorschriften niet meer mogelijk was op die plaats ‘tegenbewijs’ te vergaren. De rechtbank nam nota van een en ander, maar ging ter zitting niet over tot een toe- of afwijzing van dit corona-verweer. Wat mij betreft een gemiste kans voor de rechtbank op een novum en de bijbehorende eeuwige roem in de jurisprudentie.

 

Voorafgaand aan de video-zitting hadden beide partijen ’s ochtends hun pleitnota’s ingediend. De zitting diende er voor om de rechtbank de gelegenheid te geven vragen te stellen en partijen de mogelijkheid te bieden nog op elkaars pleitnota te kunnen re- en dupliceren. Daarvoor had iedere partij 15 minuten. Een van de beide advocaten leek de tijdswaarschuwingen van de voorzitster niet te horen en pleitte aanvankelijk stug door, maar de rechtbank wist de regie toch weer te ‘heroveren’. Deze advocaat las bovendien zijn repliek voor van een pleitnota en dat was niet de bedoeling, zoals hem door de rechtbank werd voorgehouden. Voorafgaand aan de re- en dupliek door de advocaten nam de rechtbank een uur de tijd voor het stellen van vragen. Als toehoorder, die niet beschikte over het procesdossier met daarin ook nog conclusies van re- en dupliek, is het leerzaam om te bemerken dat al die stapels gewisselde conclusies en producties en jarenlang procederen kennelijk toch nog veel vragen onbeantwoord lieten.

 

Na afloop van re- en dupliek door de raadslieden liet de rechtbank de partijen ook nog aan het woord. Bij een van de partijen bleek de geluidsverbinding niet goed te werken, zodat deze slecht verstaanbaar was. Dat werd opgelost door opnieuw in te loggen en dichter bij de camera en microfoon plaats te nemen. Kennelijk mede omdat partijen voorafgaand aan de inmiddels vijf jaar lopende procedure lang hadden samengewerkt, voelde de rechtbank de behoefte om te onderzoeken of een schikking niet mogelijk was. Dat was in mijn ogen een moment waarop bleek dat de online setting zo zijn beperkingen heeft. Het is lastig om op kleine schermpjes de lichaamstaal van de betrokken te lezen en het laat zich dan moeilijk inschatten of iedereen alleen maar obligaat positief reageert op verkennende vragen van de rechtbank om maar de indruk te wekken dat men de redelijkheid zelve is.

 

Omdat het allemaal wat onduidelijk bleef, schorste de rechtbank om zich te kunnen beraden. Dat gebeurde fysiek in de raadkamer om te voorkomen dat wellicht een microfoonverbinding open bleef te staan en het ‘geheim van de raadkamer’ een illusie zou blijken te zijn. Na terugkomst van deze schorsing sprak de voorzitster de in mijn oren historische woorden: “Als niemand zijn hand opsteekt, ga ik er van uit dat u ons hoort”. Dat leek mij geen plausibele oplossing voor een geluidsverbindingsprobleem, want als je de vraag en bijbehorende instructie nu juist niet hoort, hoor je dus ook niet dat je gevraagd wordt dan je hand op te steken. Het duurde even voordat ik doorkreeg getuige zijn van een inventieve oplossing voor het probleem van een slechte geluidsverbinding, die illustreerde dat de stand van de techniek voor de rechtbank geen geheimen kende. Het was immers duidelijk dat iedereen een werkende beeldverbinding had en daarmee ook voor iedereen zichtbaar was dat de zitting weer een aanvang had genomen. De geëigende manier om dan aan te kunnen geven dat de geluidsverbinding het wellicht niet doet is dan bij nader inzien niet diezelfde – mogelijk defecte – geluidsverbinding, maar de in ieder geval werkende beeldverbinding. Kortom, we waren getuigen van een heuse uitvinding, zij het van de niet octrooieerbare soort nu het een “methode voor bedrijfsvoering” betreft.

 

Al deze innovatieve ontwikkelingen konden uiteindelijk niet voorkomen dat de rechtbank uiteindelijk besloot dat er toch een fysieke zitting moest komen om een schikking te kunnen betrachten. Afhankelijk van de beschikbaarheid van een grote zittingszaal waar de procesdeelnemers met in achtneming van de 1,5 meter regel ontvangen kunnen worden, wordt de behandeling van de zaak binnenkort voortgezet.

 

Dit einde had iets van een anticlimax. Het illustreerde dat alle technische vooruitgang en hulpmiddelen zo hun beperkingen hebben. Dat is aan de orde waar de rechter de behoefte voelt om de partijen ‘in de ogen te kunnen kijken’ en de voor onderhandelingen noodzakelijke subtiele communicatievormen in stelling gebracht moeten kunnen worden. Speelt dat echter niet – en dat zal voor de meeste ‘recht toe, recht aan’ IE inbreukzaken met nietigheidsverweren het geval zijn – dan is een videozitting in mijn ogen een prima alternatief voor een fysieke zitting, zoals we die uit een inmiddels 2 maanden oud verleden kennen. Het vereist uiteraard een welwillende houding van de rechtbank en de procespartijen, maar daaraan was bij deze zitting duidelijk geen gebrek. Wat mij betreft een geslaagde operatie, waarmee het recht ook in het Corona tijdperk zijn loop kan hebben.

 

Dick van Engelen, Boek9.nl

 

Download het verslag hier in pdf-formaat.