Prejudiciële vragen over beschermingsomvang beschermde oorsprongsbenaming (Champagne)

19-02-2020 Print this page
B915968

Zaak C-783/19 Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne. Prejudiciële vragen Audiencia Provincial de Barcelona (Spanje)

 

Beschermde oorsprongsbenaming.  Samenvatting van minbuza.nl

 

"Feiten:
Het Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne (CIVC), een brancheorganisatie van champagneproducten, heeft hoger beroep ingesteld bij de bevoegde Spaanse rechter in tweede aanleg. Zowel de procedure in eerste aanleg als het hoger beroep zien op de vaststelling van de omvang van de bescherming van de oorsprongsbenaming Champagne tegen het gebruik door GB van de handelsnaam en het embleem „Champanillo” waarmee bepaalde bedrijfsruimten voor horecadoeleinden in het economisch verkeer worden aangeduid. […]

 

Overweging:

In het algemeen kan worden vastgesteld dat in hoger beroep de vraag aan de orde is of de eigenaar van een horeca-etablissement gebruik mag maken van een naam die een voorstelling van een beschermde oorsprongsbenaming voor een product kan oproepen. De verwijzende rechter twijfelt over de werkingssfeer en de uitlegging van het Unierecht, welke twijfels in het algemeen betrekking hebben op de omvang van de bescherming van oorsprongsbenamingen als regeling die vergelijkbaar is met die ter bescherming van andere industriële-eigendomsrechten. De verwijzende rechter legt het Hof vragen voor in verband met de uitlegging van artikel 13 van verordening nr. 510/2006 en van artikel 103 van verordening nr. 1308/2013.

 

Prejudiciële vragen:
1. Maakt de omvang van de bescherming van een oorsprongsbenaming het mogelijk om haar niet alleen te beschermen tegen soortgelijke producten, maar ook tegen diensten die kunnen gepaard gaan met de rechtstreekse of indirecte distributie van die producten?

 

2. Vereist het gevaar van een inbreuk wegens het oproepen van een voorstelling, waarnaar voormelde artikelen van de gemeenschapsverordeningen verwijzen, dat in eerste instantie een analyse van de gebruikte naam wordt verricht om het effect ervan op de gemiddelde consument te bepalen, of moet eerst en vooral ten aanzien van dat gevaar van een inbreuk wegens het oproepen van een voorstelling worden bepaald of het om dezelfde producten, soortgelijke producten of complexe producten gaat, waarvan een van de componenten een door een oorsprongsbenaming beschermd product is?

 

3. Wanneer de namen volstrekt identiek zijn of in ruime mate met elkaar overeenstemmen, moet het gevaar van een inbreuk wegens het oproepen van een voorstelling dan worden omschreven aan de hand van objectieve parameters, of moet dat gevaar worden beoordeeld op basis van de producten en diensten die een voorstelling oproepen en die waarvan een voorstelling wordt opgeroepen, om tot de conclusie te komen dat het gevaar dat een voorstelling wordt opgeroepen, gering of irrelevant is?

 

4. Is de bescherming waarin de aangehaalde regeling voorziet in gevallen waarin het gevaar bestaat dat een voorstelling wordt opgeroepen of dat er profijt wordt gehaald [uit een reputatie], een specifieke bescherming die eigen is aan de specifieke kenmerken van die producten, of moet de bescherming noodzakelijkerwijs in verband worden gebracht met de voorschriften inzake oneerlijke concurrentie?"

 

Lees het volledige minbuza-bericht hier.