Prejudiciële vragen over eenmalig billijke vergoeding door houders van naburige rechten
23-01-2025 Print this page
Credidam int en verdeelt vergoedingen die verschuldigd zijn aan houders van naburige rechten en aan uitvoerend kunstenaars wier uitvoeringen zijn gebruikt op Roemeens grondgebied. Cristian General Serv is eigenaar van een pension in Roemenië. In hoger beroep verzoekt Credidam op grond van civielrechtelijke aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad Cristian General Serv te veroordelen tot betaling van een bedrag (inclusief btw) ten belope van het drievoudige van de vergoeding die aan uitvoerend kunstenaars verschuldigd is voor de mededeling aan het publiek van fonogrammen of reproducties daarvan en van uitvoeringen in een toeristische accommodatie die daarvoor over technische middelen beschikte (televisies).
Uit de samenvatting minbuza.nl :
Op grond van de Roemeense auteurswet heeft de uitvoerend kunstenaar het exclusieve vermogensrecht om de uitzending en mededeling van zijn uitvoering aan het publiek toe te staan of te verbieden, tenzij de uitvoering reeds is vastgelegd of uitgezonden (zoals in casu). In dat geval heeft hij uitsluitend recht op een billijke vergoeding. De houder van het naburig recht kan zich niet verzetten tegen later gebruik waarvoor hij overeenkomstig de wet een verplichte vergoeding ontvangt.
In die context vraagt de Curte de Apel zich af of er sprake is van een “dienst die onder bezwarende titel wordt verricht” in de zin van de btw-richtlijn door de houder van een naburig recht, wanneer de gebruiker beschermde werken aan het publiek meedeelt zonder daarvoor een licentie te hebben verkregen. Ook wil hij weten of voor die kwalificatie relevant is dat de houder volgens het nationale recht geen mogelijkheid heeft om zich tegen het gebruik te verzetten. Of dat daarvoor relevant is welke methode voor de berekening van de verschuldigde bedragen wordt gebruikt.
Prejudiciële vragen:
1) Moeten artikel 2, lid 1, onder c), artikel 24, lid 1, en artikel 25, onder a), van richtlijn 2006/112/EG aldus worden uitgelegd dat houders van naburige rechten een dienst onder bezwarende titel verrichten wanneer een gebruiker de beschermde werken aan het publiek mededeelt zonder daarvoor een licentie te hebben verkregen?
2) Hangt het antwoord op de eerste vraag af van de omstandigheid dat de houder van een dergelijk naburig recht op grond van het nationale recht geen mogelijkheid heeft om zich tegen het gebruik te verzetten, maar uitsluitend recht heeft op één enkele billijke vergoeding, of [hangt het af] van de methode die voor de berekening van de verschuldigde bedragen is gebruikt?