Prejudiciële vragen over etikettering als 'alcoholvrije gin'

05-12-2024 Print this page
B916727

De vereniging Verband Sozialer Wettbewerb stelt dat PB Vi Goods, verkoper van een "alcoholvrije gin," misleidende reclame maakt, omdat gin volgens EU-verordening 2019/787 minimaal 37,5% alcohol moet bevatten en verkregen moet zijn door alcohol te aromatiseren met jeneverbessen. De vereniging eist een verbod op het gebruik van de term "gin" voor dit product. De rechter betwijfelt echter de rechtmatigheid van het verbod in artikel 10, lid 7, van de verordening, omdat het volgens hem strijdig is met artikel 16 van het Handvest (vrijheid van ondernemerschap). Hij acht het verbod onevenredig en onvoldoende gerechtvaardigd en stelt vragen.


Zaak C-563/24 PB Vi Goods


Uit de samenvatting minbuza.nl:


Verzoekende partij is ‘Verband Sozialer Wettbewerb’, een vereniging die tot doel heeft om zakelijke of zelfstandige beroepsbelangen te behartigen en advies te geven over eerlijke mededinging. Verwerende partij is ‘PB Vi Goods’, zij verkoopt verschillende producten, waaronder ‘alcoholvrije gin’. Verzoekende partij stelt dat de reclame van verwerende partij voor de alcoholvrije drank ongeoorloofd is, omdat op grond van punt 20 van bijlage I van verordening 2019/787 gin moet zijn verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducenten te aromatiseren met jeneverbessen en het alcoholvolumegehalte tenminste 37,5 % moet bedragen. Verzoekende partij vordert dat het verwerende partij verboden wordt dit product te verkopen met de benaming ‘gin’.

 

De verwijzende rechter stelt dat artikel 10, lid 7, van verordening 2019/787, voor zover het de presentatie of etikettering van alcoholvrije dranken als ‘alcoholvrije gin’ verbiedt, in strijd is met artikel 16 van het Handvest. De verwijzende rechter is van mening dat het verbod onevenredig is, omdat het niet duidelijk is welk legitiem doel daarmee wordt nagestreefd.


Prejudiciële vragen:

1. Is artikel 10, lid 7, van verordening (EU) 2019/7871 wegens schending van artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ongeldig, voor zover het de presentatie of etikettering van alcoholvrije dranken als „alcoholvrije gin” verbiedt?

 

2. Subsidiair: Moet artikel 10, lid 7, of artikel 12, lid 1, van verordening (EU) 2019/787 aldus worden uitgelegd dat op grond van deze bepalingen de presentatie of etikettering van een alcoholvrije drank als „alcoholvrij gin” niet alleen verboden is op de enkele grond dat de drank niet het minimale alcoholvolumegehalte bevat dat voor de benaming als „gin” vereist is en deze niet is verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducten (maar: water) te aromatiseren met jeneverbessen?

 

Zaak C-563/24 en Verwijzingsbeschikking [via de curia-site]