Prejudiciële vragen over uitlegging artikel 9 lid 7 Handhavingsrichtlijn over schadeloosstelling na onterechte voorlopige maatregel

08-02-2018 Print this page
B915293

Zaak C-688/17 Bayer Pharma. Prejudicële vragen. Fővárosi Törvényszék (Hongarije).

 

Uit de samenvatting van minbuza.nl: “In de Hongaarse rechtspraak worden dikwijls voorlopige maatregelen toegepast in rechtszaken over inbreuk op octrooirechten. Er komen dan ook zaken voor waarin het octrooi dat de basis vormde voor de gelaste voorlopige maatregel later wordt vernietigd en daarmee achteraf ongegrond blijkt te zijn. In zulke gevallen heeft de verweerder in de inbreukprocedure recht op vergoeding van het nadeel dat hij door de voorlopige maatregel heeft geleden. Tussen partijen in het onderhavige geding is een discussie ontstaan over de uitlegging van artikel 9(7) van richtlijn 2004/48. Het verschil van inzicht betreft de vraag of deze bepaling een materieelrechtelijke inhoud heeft en zo ja, wat die materieelrechtelijke inhoud dan is.

Prejudiciële vragen:

1) Dient de uitdrukking „passende schadeloosstelling” in artikel 9, lid 7, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aldus te worden uitgelegd dat de lidstaten zorg moeten dragen voor de vaststelling van materieelrechtelijke regels betreffende de aansprakelijkheid van partijen alsmede de omvang en de wijze van de schadeloosstelling op grond waarvan de rechterlijke instanties van de lidstaten de eiser kunnen gelasten de verweerder schadeloosstelling te bieden voor schade toegebracht door maatregelen die door de rechter later zijn herroepen of wegens enig handelen of nalaten van de eiser later zijn vervallen, of wanneer de rechter later heeft vastgesteld dat er geen inbreuk of dreiging van een inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten was?

2) Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend is: verzet artikel 9, lid 7, van de richtlijn zich tegen een nationale regeling waarbij op de in die bepaling genoemde schadeloosstelling de algemene regels van nationaal burgerlijk recht omtrent aansprakelijkheid en schadevergoeding moeten worden toegepast, op grond van welke regels van nationaal recht de rechter de eiser niet kan verplichten tot vergoeding van schade die is toegebracht door later wegens nietigheid van het octrooi ongegrond gebleken voorlopige maatregelen en waarvoor de verweerder verantwoordelijk is door niet te hebben gehandeld zoals in de gegeven omstandigheden normaliter kon worden verwacht, mits de eiser door te verzoeken om het treffen van een voorlopige maatregel heeft gehandeld zoals in de gegeven omstandigheden normaliter kon worden verwacht?”

 

Lees hier meer.