Prejudiciële vraag over aanvullend beschermingscertificaten

20-06-2019 Print this page
B915772

Zaak C-354/19: Novartis AG v Patent-och registreringsverket

 

Octrooirecht. Prejudiciële vraag over de interpretatie van artikel 3(c) van de Verordening ABC Geneesmiddelen en artikel 3(2) van de Verordening ABC Gewasbeschermingsmiddelen.

 

"In order to determine whether an SPC may be granted, it is necessary to apply Article 3(c) of Regulation No 469/2009 and Article 3(2) of Regulation No 1610/96. However, the interpretation of those provisions in a case such as the present appears unclear, particularly in view of the fact that the application of the provisions, in the understanding of the Patent- och marknadsöverdomstolen (Patent and Market Court of Appeal), has, in practice, been intended to stimulate research into new therapeutic uses of products already known. The Patent- och marknadsöverdomstolen therefore requests a reply to the following question."

 

Prejudiciële vraag:

"[…] In view of the fundamental purpose which the supplementary protection certificate for medicinal products is intended to fulfil, namely that of stimulating pharmaceutical research in the European Union, does Article 3(c) of Regulation No 469/2009, having regard to Article 3(2) of Regulation No 1610/96, preclude an applicant who has previously been granted a supplementary protection certificate in respect of a product protected by a basic patent in force in respect of the product per se, from being granted a supplementary protection certificate for a new use of the product in a case such as that at issue in the main proceedings in which the new use constitutes a new therapeutic indication which is specifically protected by a new basic patent?"

 

Lees hier meer. 

 

Samenvatting van Minbuza.nl: "Feiten: Op 17.12.2013 heeft Novartis voor het product canakinumab bij het Zweeds octrooibureau een aanvullend beschermingscertificaat (hierna: ABC) voor geneesmiddelen aangevraagd om de geldigheidsduur van het basisoctrooi te verlengen. Novartis stoelde haar aanvraag op besluit C (2013) 5600 van de Europese Commissie als eerste vergunning om het product in de EER in de handel te brengen. Het besluit tot wijziging van besluit C (2009) 8375 van de Commissie betrof het geneesmiddel Ilaris – canakinumab waarvan de therapeutische indicaties volgens de samenvatting van de productkenmerken “cryopryine-geassocieerde periodieke syndromen, jicht en systemische juveniele idiopathische artritis” zijn. Novartis was voor het product canakinumab al houder van ABC’s die de geldigheidsduur verlengden van een ander basisoctrooi. Dat eerdere ABC was gebaseerd op de vergunning voor het in de handel brengen zoals vastgelegd in besluit C (2009) 8375, waarin wordt verwezen naar deze indicatie. Bij beslissing van 24.09.2015 verwierp het octrooibureau de aanvraag voor een ABC. Het octrooibureau verklaarde dat Novartis al ABC’s voor het product canakinumab had verkregen en dat een nieuw ABC voor dat product dus niet kon worden afgegeven overeenkomstig de verordening. Novartis stelde hiertegen beroep in bij de rechter, dat om dezelfde reden werd verworpen.

 

(...)

 

Prejudiciële vraag:

Staat artikel 3, onder c), van verordening nr. 469/2009, gelezen in het licht van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 1610/96, gelet op het essentiële doel waaraan het aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen moet beantwoorden, te weten de aanmoediging van farmaceutisch onderzoek in de Europese Unie, eraan in de weg dat een aanvrager aan wie al een aanvullend beschermingscertificaat is afgegeven voor een product dat door een specifiek voor dat product afgegeven van kracht zijnd basisoctrooi wordt beschermd, een aanvullend beschermingscertificaat verkrijgt voor een nieuwe toepassing van het product in een geval zoals dat in het hoofdgeding, waarbij de nieuwe toepassing een nieuwe therapeutische indicatie vormt die specifiek door een nieuw basisoctrooi wordt beschermd?"

 

Lees het volledige bericht hier