Raad van Discipline acht klachten tegen advocaat Buma/Stemra van voormalig bestuursleden ongegrond

05-02-2018 Print this page
B915287

Tuchtrecht Raad van Discipline van de Orde van Advocaten, 23 januari 2018, voormalig bestuursleden Buma/Stemra v advocaat Buma/Stemra. 

 

Verweerder heeft, op verzoek van Buma/Stemra, een onderzoek verricht naar mogelijke onregelmatigheden bij Buma/Stemra en op basis hiervan een juridisch advies gegeven aan Buma/Stemra. Verweerder heeft Forensische accountantsorganisaties BDO gevraagd een bijdrage te leveren aan het onderzoek. Na afloop van het onderzoek heeft Buma/Stemra een mediastrategie gekozen en een persbericht gestuurd en een interview door de nieuwe CEO laten geven aan RTLZ en het FD, in aanwezigheid van verweerder. Naar aanleiding van dit interview is een bericht bij RTLZ en is over de onregelmatigheden binnen Buma/Stemra in diverse media bericht. Bij de voorzieningenrechter hebben klagers een voorziening tot rectificatie van de berichtgeving niet gekregen, omdat volgens de voorzieningenrechter Buma/Stemra in het persbericht en interview slechts de voornaamste bevindingen uit het BDO-rapport naar buiten bracht (IEPT20171121). De klacht van klagers tegen verweerder komt erop neer dat verweerder tuchtrechtelijke verwijtbaar heeft gehandeld, doordat hij o.a. de belangen van klagers niet in acht heeft genomen, misverstanden heeft gecreëerd en feitelijke gegevens aan de media had verstrekt waarvan hij wist dat die onjuist zijn. 

 

De voorzitter overweegt dat, nu uit het BDO-rapport voldoende is gebleken dat er onregelmatigheden waren in de administratie Buma/Stemra, het aannemelijk is dat Buma/Stemra een actieve mediastrategie koos. De aanwezigheid van verweerder bij deze interviews dient slecht het redelijk belang van zijn cliënte. Uit de enkele aanwezigheid van verweerder bij deze optredens volgt niet dat hij zich tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen, zelfs al zouden artikelen die resulteren van de interviews onwaarheden bevatten. Ook blijkt uit geen van de stukken dat verweerder in contacten met de pers de klagers heeft aangewezen als personen die verwijtbaar handelden. Verweerder heeft niet, zoals klagers stellen, misverstanden gecreëerd over de hoedanigheid waarin hij is opgetreden. Ten slotte was verweerder niet verplicht om klagers het advies van verweerder aan Buma/Stemra hen te doen toekomen omdat dit onder zijn beroepsgeheim valt; klagers hebben onvoldoende onderbouwd waarom dit advies desondanks aan hen zou behoren te worden verstrekt. De voorzitter verklaart geen van de gronden aldus gegrond.

 

Lees de volledige beslissing hier