Reactie op kritiek ACTA en visie internetvrijheid

10-04-2012 Print this page

B9 11074. Brief van minister Verhagen (EL&I) en staatssecretaris Teeven (VenJ) met reactie op de kritiek van prof. Michael Geist (Internet en E-Commerce Law Ottawa) op de Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA). 

De volgende onderwerpen komen aan bod: (1) het Acta-proces, (2) inhoudelijke kritiek op ACTA, (3) de mogelijke effecten van ACTA, (4) de verhouding met internetvrijheid en (5) een omschrijving van de huidige stand van zaken.

2. Inhoudelijke kritiek op ACTA

(...) De Nederlandse wetgeving kent thans al strafbepalingen ter bescherming van onderdelen van het brede terrein van intellectuele eigendomsrechten: artikel 337 Wetboek van Strafrecht ten aanzien van merken en handelsnamen, artikel 31 e.v. Auteurswet, artikel 21 e.v. Wet op de naburige rechten en artikel 79 Rijksoctrooiwet. Verder voorziet de Wet Economische Delicten in strafrechtelijke normen voor inbreuken op het kwekersrecht en de handelsnaam. De clausule “op commerciële schaal” (ACTA en TRIPS) laat ruimte voor nationale bepalingen inzake privégebruik of ander kleinschalig gebruik.

Professor Geist wijst erop dat artikel 23 (vierde lid) ACTA ertoe verplicht om voor de in dit artikel genoemde strafbare feiten te verzekeren dat medeplichtigheid en uitlokking (aiding and abetting) naar het recht van de verdragsstaten strafbaar zijn. Een soortgelijke bepaling staat niet in het TRIPS-verdrag. In Nederland is medeplichtigheid bij misdrijven in algemene zin al strafbaar gesteld in art. 48 Wetboek van Strafrecht. Uitlokking is in artikel 47, eerste lid, sub 2 en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht geregeld (eerste lid, sub 2 en tweede lid). Dit betekent dat ACTA voor het Nederlandse strafrecht geen nieuwe ontwikkeling in  gang zet. In Nederland blijft het uitgangspunt in het vervolgingsbeleid dat civielrechtelijke handhaving van intellectuele eigendomsrechten voorop staat.  Als het algemeen belang in het geding is, dan kan er strafrechtelijk worden opgetreden. Artikel 27 geeft het uitgangspunt weer dat wat ‘offline’ voor rechthebbenden ter bestrijding van inbreuken ter beschikking staat, ook ‘online’ moet kunnen worden gebruikt. Dit komt overeen met de richtlijnen 2004/48/EG en 2001/29/EG, waaruit volgt dat de daarin geregelde bevoegdheden en maatregelen zowel voor inbreuken in de offline als in de digitale wereld gelden. 

Professor Geist stelt dat een aantal bepalingen voor partijen optioneel is en niet noodzakelijk geïmplementeerd hoeft te worden om aan de internationale verplichten voortvloeiend uit ACTA te voldoen. Niettemin meent hij dat deze bepalingen in de praktijk voor landen wel verplicht zullen worden, onder meer door uitoefening van diplomatieke druk. Het uitgangspunt van de genoemde bepalingen is juist dat de keuze om deze maatregelen in te voeren voorbehouden blijft aan de verdragspartijen. Hoe een verdragspartij de keuze maakt, zal afhangen van de interne procedures van die betrokken staat of organisatie.

Zou Nederland een optionele bepaling willen overnemen die zou leiden tot wijziging van wetgeving, dan moet dit volgens de normale wetgevingsprocedure verlopen. Dit betekent ook dat de beide Kamers der Staten-Generaal met een dergelijke keuze zullen moeten instemmen. Andere staten hebben vergelijkbare procedures, die elk met democratische waarborgen zijn omkleed. Daarom delen wij de mening van professor Geist niet. Overigens benadrukken wij nogmaals dat er geen optionele bepalingen in ACTA zijn die niet tot het EU-acquis en ook niet in de Nederlandse wetgeving behoren en die het kabinet zou willen omzetten in nationale wetgeving. Voorts vraagt professor Geist aandacht voor de verhoudingen met bestaande verdragen van de WIPO en de WTO. Deze zouden heronderhandeld moeten worden om aan ACTA te voldoen. Wij delen deze mening niet, ten algemene omdat een reeds gesloten verdrag een verdragsstaat er niet van hoeft te weerhouden om een ander verdrag te sluiten. Ten tweede past het ACTA-verdrag binnen de kaders van het WIPO- auteursrecht verdrag en het TRIPS-verdrag van de WTO.


Lees de brief hier.