Registratie Belastingdienst kwalificeert niet als openbaarmaking

18-06-2012 Print this page

B9 11349. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 12 juni 2012, LJN: BW8525, [A], in eerste aanleg zich noemende [B]. tegen Light Trend v.o.f. 

"Het zenden van de brieven aan de Belastingdienst kwalificeert niet als een openbaarmaking en bewijst dus niet dat bij enige openbaarmaking van de lampen appellante A. als ontwerpster is gepresenteerd.”

Auteursrecht. Lampen. Makerschap. Appellante brengt drie hanglampen op de markt en stelt dat de daarop door LT op de markt gebrachte gelijkende lampen inbreuk maken op het auteursrecht van appellante, althans een slaafse nabootsing zijn van hanglampen. LT betwist dat de lampen als "werken" in de zin van de Auteurswet zouden zijn aan te merken, stelt dat er eerder andere, identieke althans (zeer) sterk gelijkende lampen op de markt waren, betwist het makerschap en het auteursrecht van appellante,  betwist de slaafse nabootsing, en stelt dat een bindend advies van de Kommissie Modellenbescherming partijen in deze procedure niet bindt.

De rechtbank wees de vorderingen van appellante eerder af, waarbij de voornaamste grond voor afwijzing was dat appellante geen maakster van de ontwerpen was. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Alleen het overleggen van een registratie door de Belastingdienst is onvoldoende om makerschap te doen vermoeden. “Het bewijsvermoeden van art. 4 Aw. gaat niet zover dat elkeen die op enig willekeurig moment stelt maker te zijn, op zijn woord wordt geloofd. Het gaat om de openbaarmaking van de werken zelf en de bekendmaking van de maker daarbij. Het zenden van de brieven aan de Belastingdienst kwalificeert niet als een openbaarmaking en bewijst dus niet dat bij enige openbaarmaking van de lampen appellante A. als ontwerpster is gepresenteerd.”

Dat de rechtspersoon de werken als van haar afkomstig openbaar heeft gemaakt (art. 8 Aw) is evenmin onvoldoende aannemelijk gemaakt. “De kopieën [van de brochure] zijn ongedateerd (…) Of die brochures zijn verspreid en in welk gebied, blijft daarbij geheel in het midden. Dat betekent dat van "openbaarmaking" door of vanwege de cv niet is gebleken, zodat reeds daarom de situatie waarop art. 8 Aw. doelt niet aan de orde is.” Ook voor werkgeversauteursrecht of feitelijk makerschap zijn onvoldoende aanwijzingen.“

Aan de vraag of er sprake is van inbreuk komt het hof derhalve niet toe en “nu niet blijkt dat aan appellante enig recht op de ontwerpen toe komt, valt ook niet in te zien waarom het  appellante A zou zijn die een vordering uit hoofde van slaafse nabootsing zou kunnen instellen.” Aan een bindend advies van de Kommissie Modellenbescherming in de Meubelbranche kan appelante evenmin rechten ontlenen. 1019h proceskosten: € 9.527,11.

Lees het arrest hier.