Stelplicht ten aanzien van het gevaar van verwarring

24-11-2011 Print this page

B9 10456. Rechtbank Assen, 16 november 2011, LJN: BU5765, Eiser tegen Gedaagde (Weddingfair).

Handelsnaamrecht. Trouwbeurzen.  Handelsnaam Weddingfair tegen domeinnaam www.weddingfairlandgoedlemferdinge.nl. De inbreukvorderingen van eiser worden afgewezen, aangezien eiser niet heeft voldaan aan de stelplicht ten aanzien van het gevaar van verwarring voor het publiek.

Eiser stelt dat gedaagde door het voeren van de handelsnaam Weddingfair Landgoed Lemferdinge en het gebruik van de domeinnaam www.weddingfairlandgoedlemferdinge inbreuk maken op haar handelsnaam en de handelsnaambestanddelen Weddingfair en Wedding Fair. De rechtbank oordeelt dat een handelsnaam waarin het woord "weddingfair" voorkomt een beschrijvend karakter heeft en dat gedaagde een domeinnaam voert die het woord "weddingfair" bevat en die verder een verwijzing geeft naar de locatie waar die "weddingfair" plaatsvindt. Bij de rechtbank doet dit ‘de vraag opkomen waarom in dit concrete geval bij het publiek de verwarring kan ontstaan.’

4.8. Aldus heeft de domeinnaam van gedaagde een beschrijvend en een specifiek karakter. De domeinnaam geeft een beschrijving van de in rov. 4.5. bedoelde activiteit en de domeinnaam specificeert waar die activiteit plaatsvindt. Voor de vaststelling van het eventuele gevaar voor verwarring is dit van belang, omdat het de vraag doet opkomen waarom in dit concrete geval bij het publiek de verwarring kan ontstaan dat de weddingfair die gedaagde organiseert op het Landgoed Lemferdinge, een weddingfair betreft georganiseerd door eiser. Eiser heeft echter geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit dit verwarringsgevaar kan blijken. Evenmin heeft eiser zicht gegeven op feiten of omstandigheden waaruit verwarring kan blijken in die zin dat het publiek ten onrechte een band kan aannemen tussen de onderneming van eiser en die van gedaagde. Aldus kan van het gevaar van verwarring niet blijken. Dit betekent dat de op het gevaar van verwarring gegronde vorderingen moeten worden afgewezen.

4.9. Daaraan doet niet af dat eiser zijn vorderingen ook grondt op de stelling dat gedaagde zich schuldig maakt aan ongeoorloofde mededinging. Dat kan eiser niet baten omdat hij ook ten aanzien van deze grondslag geen andere feiten of omstandigheden aanvoert dan de gestelde en de hiervoor besproken inbreuk op de handelsnamen van eiser. De stelling dat sprake is van ongeoorloofde mededinging mist daarom zelfstandige betekenis en behoeft geen nadere bespreking.

Lees het vonnis hier.