Toestemming aan omroeporganisaties omvat mededeling publiek door TV Vlaanderen

03-07-2015 Print this page
B913891

Hof van Beroep Brussel, 9 juni 2015, Eviso v Agicoa

 

Het hof van Beroep Brussel heeft in de zaak tussen TV Vlaanderen (Eviso, voorheen Airfield) en Agicoa prejudiciële vragen gesteld, die in het arrest van het Hof van Justitie EU van 13 oktober 2011 (IEPT20111013) zijn beantwoord. Het hof wenste te vernemen of richtlijn 93/83/EEg moet worden uitgelegd dat een aanbieder van een satellietpakket toestemming van de betrokken rechthebbenden moet krijgen voor mededeling aan het publiek van werken in geval van directe of indirecte doorgifte van televisieprogramma's. Het hof overweegt dat uit het antwoord van het HvJEU blijkt dat eerst dient te worden onderzocht of elke directe en indirecte doorgifte van televisieprogramma’s één enkele mededeling aan het publiek per satelliet uitmaakt, dan wel of elke doorgifte twee onafhankelijke mededelingen inhoudt. Daarnaast moet worden nagegaan of de eventuele ondeelbaarheid van een dergelijke mededeling betekent dat diezelfde aanbieder van een satellietpakket voor zijn interventie in deze mededeling geen toestemming van de betrokken rechthebbenden hoeft te krijgen.

 

Het hof onderzoekt eerst of sprake is van één mededeling. Uit het arrest van het HVJEU volgt dat aan de eerste drie voorwaarden van artikel 1(2) sub a en c van richtlijn 93/83 is voldaan. TV Vlaanderen heeft met een aantal ondertekende overeenkomsten en verklaringen aangetoond dat zij de apparatuur voor decodering met toestemming van de omroeporganisaties ter beschikking stelt aan het publiek, waardoor ook aan de vierde voorwaarde is voldaan. Nu alle vier de voorwaarden van artikel 1 (2) sub a en c van richtlijn 93/83 zijn vervuld is sprake van één enkele mededeling aan het publiek per satelliet, die ondeelbaar is.

 

Voorts wordt overwogen dat TV Vlaanderen voor haar interventie in deze enkele mededeling aan het publiek per satelliet toestemming van de betrokken rechthebbenden moet verkrijgen, tenzij deze rechthebbenden met de betrokken omroeporganisaties zijn overeengekomen dat de beschermde werken ook via TV Vlaanderen aan het publiek worden meegedeeld, op voorwaarde dat, in dat laatste geval, de interventie van TV Vlaanderen deze werken niet voor een nieuw publiek toegankelijk maakt.

 

TV Vlaanderen voert aan dat de rechthebbenden aan de omroeporganisaties toestemming hebben gegeven hun werken via TV Vlaanderen mee te delen aan het publiek. Hiertoe baseert zij zich op de overeenkomst die zij met de omroeporganisaties heeft afgesloten en waarin de omroeporganisaties garanderen dat zij van de rechthebbenden alle nodige toestemmingen hebben gekregen en zullen behouden en TV Vlaanderen hiervoor vrijwaren. Agicoa heeft na het arrest van het HvJEU geen enkel stuk overgelegd dat erop wijst dat TV Vlaanderen inbreuk maakt. Van TV Vlaanderen kan niet worden verwacht dat zij een kopie overlegt van alle overeenkomsten die de omroeporganisaties met de betrokken rechthebbenden hebben afgesloten. Het hof oordeelt dat TV Vlaanderen heeft aangetoond dat de toestemming van de rechthebbenden aan de omroeporganisaties ook de mededeling aan het publiek door TV Vlaanderen omvat. Voorts is niet aangetoond dat TV Vlaanderen de werken aan een nieuw publiek toegankelijk maakt. Het bestreden vonnis wordt vernietigd.

 

Lees het arrest hier.