Valt onder art. 14 Handhavingsrichtlijn

19-10-2011 Print this page

B9 10297.  HvJ EU, 18 oktober 2011, zaak C‑406/09, Realchemie Nederland BV tegen Bayer CropScience AG. (Prejudiciële vragen Hoge Raad der Nederlanden).

Prejudiciële vragen van HR (arrest hier) m.b.t  (o.a.) de handhavingsrichtlijn. Valt erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing tot betaling van ördnungsgeld" van Duitse rechter onder begrip "burgerlijke en handelszaken" van EEX-Verordening en zijn de volledige proceskosten van de Handhavingsrichtlijn (i) ook van toepassing op exequaturprocedure met betrekking tot buitenlands vonnis over een inbreuk op een intellectuele eigendomsrecht, (ii) een beslissing waarbij een dwangsom dan wel boete is opgelegd wegens overtreding van een inbreukverbod , (iii) kostenbeslissingen die voortbouwen op de onder (i) en (ii) genoemde beslissingen?

Het Hof oordeelt bevestigend: De kosten die zijn verbonden aan een in een lidstaat ingeleide exequaturprocedure waarin wordt verzocht om erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die in een andere lidstaat is gegeven in het kader van een procedure tot handhaving van een intellectuele-eigendomsrecht, vallen onder artikel 14 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten.”

45. Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen van het Hof te vernemen of de kosten van een in Nederland ingeleide exequaturprocedure waarin wordt verzocht om erkenning en tenuitvoerlegging van zes in Duitsland in het kader van een procedure tot handhaving van een intellectuele-eigendomsrecht gegeven beslissingen, onder artikel 14 van richtlijn 2004/48 vallen, dat de lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat de gerechtskosten van de in het gelijk gestelde partij in beginsel worden gedragen door de in het ongelijk gestelde partij.

46.  Ingevolge artikel 1 van richtlijn 2004/48 betreft deze de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen die noodzakelijk zijn om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen. Voorts bepaalt artikel 2, lid 1, van deze richtlijn dat deze maatregelen, procedures en rechtsmiddelen overeenkomstig artikel 3 van deze richtlijn van toepassing zijn op elke inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, zoals bepaald in met name het nationale recht van de betrokken lidstaat. De werkingssfeer van richtlijn 2004/48 kan dus in beginsel een exequaturprocedure omvatten.

47. Bovendien is blijkens de punten 10 en 11 van de considerans van richtlijn 2004/48 het doel ervan de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten teneinde een hoog, gelijkwaardig en homogeen niveau van bescherming van de intellectuele eigendom in de interne markt te waarborgen en heeft zij niet tot doel geharmoniseerde regels betreffende justitiële samenwerking, rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken vast te stellen, noch over de toepasselijke wetgeving te handelen. Voorts zijn er blijkens de tweede volzin van dat punt 11 van de considerans communautaire instrumenten die deze onderwerpen in het algemeen regelen en die, in beginsel, ook van toepassing zijn op de intellectuele eigendom.

48. Wat artikel 14 van richtlijn 2004/48 betreft, deze bepaling bedoelt het niveau van de bescherming van de intellectuele eigendom te versterken door te voorkomen dat een benadeelde partij ervan zou worden weerhouden om ter waarborging van zijn rechten een gerechtelijke procedure in te stellen.

49. Een uitlegging van deze bepaling in die zin dat zij tevens van toepassing is op een exequaturprocedure en op beslissingen omtrent de daaraan verbonden kosten, is dus in overeenstemming zowel met het algemene doel van richtlijn 2004/48, te weten de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten teneinde een hoog, gelijkwaardig en homogeen niveau van bescherming van de intellectuele eigendom in de interne markt te waarborgen, als met het specifieke doel van deze bepaling, te weten te voorkomen dat een benadeelde partij ervan zou worden weerhouden om ter waarborging van zijn intellectuele-eigendomsrechten een gerechtelijke procedure in te stellen. Overeenkomstig die doelen moet in het algemeen de pleger van de inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten alle financiële gevolgen van zijn handelwijze dragen.

50. Bijgevolg moet op de tweede vraag worden geantwoord dat de kosten die zijn verbonden aan een in een lidstaat ingeleide exequaturprocedure waarin wordt verzocht om erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die in een andere lidstaat is gegeven in het kader van een procedure tot handhaving van een intellectuele-eigendomsrecht, onder artikel 14 van richtlijn 2004/48 vallen.

Het Hof (Grote kamer) verklaart voor recht:

1) Het begrip „burgerlijke en handelszaken” in artikel 1 van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet in die zin worden uitgelegd dat deze verordening van toepassing is op de erkenning en de tenuitvoerlegging van een beslissing van een rechterlijke instantie die een veroordeling tot betaling van een geldboete bevat teneinde een op het gebied van burgerlijke en handelszaken gegeven rechterlijke beslissing te doen nakomen.

2) De kosten die zijn verbonden aan een in een lidstaat ingeleide exequaturprocedure waarin wordt verzocht om erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die in een andere lidstaat is gegeven in het kader van een procedure tot handhaving van een intellectuele-eigendomsrecht, vallen onder artikel 14 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten.


Lees het arrest hier.