Verdere beoordeling van het overige deel

07-12-2011 Print this page

B9 10522. Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 november 2011, HA ZA 08-2766, BVBA VR Construct tegen Jurenco Equipment B.V.

Octrooirecht. Slaafse nabootsing. Procesrecht. EP eiser VR Construct m.b.t. ‘onkruidborstels’. Vervolg op Rb Den Haag, 26 mei 2010, waarbij in reconventie het NL deel van het octrooi is vernietigd en de vorderingen gebaseerd op slaafse nabootsing zijn afgewezen. Voor de buitenlandse delen van het octrooi is de beslissing aangehouden in afwachting van een uitspraak van de bevoegde buitenlandse rechten inzake de gestelde nietigheid van de octrooien. De zaak werd verwezen naar de rol om Jurenco gelegenheid te geven zich uit te laten of zij de aanhouding wenste.

VR Construct is van het vonnis in hoger beroep gekomen. Partijen hebben aan de rechtbank laten weten dat het hoger beroep ten aanzien van de als deelvonnis aan te merken beslissingen (geen inbreuk, geen slaafse nabootsing, nietigheid NL deel) niet in de weg staat aan verdere beoordeling i.c. van het overige deel van het geschil. Ook de rechtbank gaat ervan uit dat de wet zich niet verzet tegen verdere beoordeling van dat deel van het geschil.

Jurenco heeft inmiddels ook haar eis verminderd in die zin dat de gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde schadevergoeding wegens het wapperen met het octrooi worden beperkt tot handelingen in Nederland. Omdat volgens Jurenco in het tussenvonnis op deze vorderingen al is beslist, vordert zij dat VR Construct als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten in reconventie. Jurenco heeft voorts verzocht het vonnis in conventie  aan te vullen met een veroordeling van VR Construct in de proceskosten in conventie. Aanhouding van de beslissing over de proceskosten is naar zij meent een schending van fundamentele beginselen van behoorlijke procespleging. De rechtbank wijst de vordering van Jurenco m.b.t. de reconventie toe en houdt die m.b.t. de conventie aan.

3.2 De eisvermindering van Jurenco leidt er aldus toe dat op alle vorderingen in reconventie al is beslist en dat de rechtbank er met partijen vanuit zal gaan dat in reconventie eindvonnis kan worden gewezen. Anders dan VR Construct stelt, heeft Jurenco er belang bij de zaak door de eisvermindering tot een einde te brengen, daargelaten dat VR Construct zich niet kan verzetten tegen een vermindering van eis.

3.3 De rechtbank is met Jurenco van oordeel dat VR Construct als de in reconventie hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt en daarom de proceskosten dient te dragen.  (…)

3.5 (..) Advisering door een octrooigemachtigde in een procedure als de onderhavige is redelijk te achten. Die advisering hoeft uiteraard niet noodzakelijk te leiden tot een rapport dat als zodanig in de procedure wordt overgelegd, maar kan op andere wijze bijdragen aan het door Jurenco in deze procedure naar voren gebrachte standpunt. De rechtbank ziet evenmin uitsluitend in het verschil in de omvang van de kosten van partijen (volgens de opgave van VR Construct tot heden circa € 92.000 en volgens de opgave van Jurenco circa € 120.000) aanleiding om te aan te nemen dat de aan de zaak bestede tijd (waarbij de rechtbank aantekent dat VR Construct niet betwist dát de opgegeven tijd daadwerkelijk aan de zaak is besteed) onredelijk zou zijn. Aan de pas in de laatste akte vermelde bezwaren moet wegens strijd met de eisen van een goede procesorde voorbijgegaan worden omdat Jurenco zich hierover niet meer kan uitlaten en VR Construct deze bezwaren al eerder naar voren had kunnen brengen.

3.6 Voor zover het geschil in reconventie vorderingen betreft die zijn gebaseerd op het wapperen van VR Construct met de gestelde slaafse nabootsing dient het liquidatietarief te worden toegepast. Voor de overige vorderingen moeten de proceskosten worden begroot aan de hand van artikel 1019h Rv. De rechtbank ziet gezien de inhoud van de processtukken geen reden van de door Jurenco voorgestelde verdeling 90% - 10% ten voordele van VR Construct af te wijken, zodat deze verdeling wordt gevolgd. Nu Jurenco dat zelf bepleit, zal het volgens het liquidatietarief te berekenen bedrag in mindering worden gebracht op het conform 1019h Rv. vast te stellen bedrag. [ totale proceskosten in reconventie € 53.801,24]

Verzoek tot aanvulling van het deelvonnis in conventie: 4.1 In het tussenvonnis is de verdere beoordeling, waaronder de beslissing over de proceskosten, aangehouden. Pas nadat op alle vorderingen is beslist kan worden beslist over de proceskosten omdat pas dan kan worden beoordeeld welke partij (hoofdzakelijk) in het ongelijk is gesteld. Een afzonderlijke proceskostenveroordeling voor het deel van het geschil dat in het tussenvonnis al is afgedaan is niet mogelijk. Artikel 32 Rv. kan derhalve niet worden toegepast omdat geen sprake is van verzuim op enig deel van de vordering te beslissen. De door Jurenco aangevoerde bezwaren tegen aanhouding van de beslissing omtrent de proceskosten kunnen in het kader van de regeling van aanvulling van het vonnis niet worden beoordeeld.

Lees het vonnis hier.