Vergoeding van 1019h proceskosten in een latere procedure

23-04-2012 Print this page

B9 11124. Rechtbank Utrecht, 18 april 2012, LJN: BW3580, Roucar Gear Technologies B.V. tegen gedaagde.

Octrooirecht. Procesrecht. Verzet tegen exequatur. 1019h proceskosten in exequaturprocedure en vergoeding 1019h proceskosten inzake een eerdere procedure. Roucar c.s. stelt verzet in tegen de beschikking van de voorzieningenrechter van 13 juli 2011 waarbij een tussen partijen gegeven beslissing d.d. 4 mei 2011 van het Cour d’Appel de Paris uitvoerbaar is verklaard in Nederland.

Verzocht wordt om de uitvoerbaarverklaring in te trekken, omdat  tenuitvoerlegging van dit Franse arrest onverenigbaar zou zijn met het vonnis van de rechtbank Utrecht van 30 juni 2010 (zie IEPT20100630) in de zaak Roucar tegen de curator van Four Stroke S.A.R.L. en gedaagde. Een eerder verzoek van Roucar tot intrekking van de uitvoerbaarverklaring van het Franse vonnis werd bij beschikking van 26 oktober 2011 (B9 10395) afgewezen, aangezien de rechtbank oordeelde dat het Franse vonnis niet onverenigbaar was met het vonnis van de rechtbank Utrecht van 30 juni 2010. De rechtbank oordeelt i.c. op gelijkluidende wijze over de onverenigbaarheid van het Franse arrest met het vonnis:

2.5/2.6  (…) Nu het vonnis van de rechtbank Utrecht van 30 juni 2010 geen beslissing inhoudt omtrent de vraag aan wie de betreffende intellectuele eigendomsrechten toekomen, moet geconcludeerd worden dat dat vonnis en het Franse arrest geen rechtsgevolgen hebben die elkaar uitsluiten. De conclusie van het voorgaande is dat van onverenigbaarheid in de zin van artikel 34 sub 3 EEX-Vo geen sprake is, zodat het beroep van Roucar c.s. op die bepaling faalt. Het voorgaande betekent dat het verzoek om de uitvoerbaarverklaring van het Franse arrest in te trekken moet worden afgewezen.

Toewijzing 1019h proceskosten in conventie, aangezien de Franse zaak zag op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom: “Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van 18 oktober 2011, C-406/09 (Realchemie /Bayer) geldt dit oordeel vervolgens ook voor de uit die zaak voortvloeiende exequaturprocedure.” De reistijd van de advocaat van gedaagde vanuit Brussel naar Utrecht voor het bijwonen van de zitting in de onderhavige procedure “kan daarbij niet als onredelijk worden aangemerkt, nu het aan een partij zelf is om te beslissen of zij haar procesadvocaat naar een zitting wil sturen, of haar behandelend advocaat.”

Met betrekking tot de reconventionele 1019h-vordering aangaande de kosten die zijn gemaakt in de eerste procedure over het Franse vonnis, stelt de rechtbank dat in de beschikking van 26 oktober 2011 al een beslissing is gegeven over de proceskosten, “namelijk door deze toe te wijzen tot een bedrag van € 904,00 conform het liquidatietarief. Als gedaagde aanspraak had willen maken op volledige proceskostenveroordeling conform artikel 1019h Rv, had hij dat in die procedure moeten vorderen. Dat heeft hij evenwel (kennelijk) nagelaten. In deze latere procedure kan hij daarom niet alsnog vergoeding van de kosten op grond van artikel 1019h Rv vragen.”
 
2.17/2.18  Vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten in een latere procedure is wel mogelijk, indien de betreffende partij door het instellen van de eerdere procedure misbruik heeft gemaakt van recht en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. (…) De rechtbank stelt voorop dat een ieder het recht heeft om zijn standpunt ten aanzien van een bepaalde kwestie aan de rechter voor te leggen. Alleen indien Roucar c.s. vóór het instellen van de eerste procedure wist dan wel heeft moeten weten dat deze volstrekt kansloos was, kan hem misbruik van recht ten aanzien van die procedure worden verweten. Een dergelijke conclusie is ten aanzien van de eerste procedure niet gerechtvaardigd, nu het argument van onverenigbaarheid van beslissingen op zichzelf op grond van artikel 43 jo artikelen 34 en 35 EEX-Vo tot intrekking van een uitvoerbaarverklaring kan leiden. Ten aanzien van het instellen van de onderhavige procedure kan Roucar c.s. evenmin een ernstig verwijt worden gemaakt, nu de beschikking in de eerste procedure pas is gegeven na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding in de onderhavige procedure.
 
Lees het vonnis hier.