Veroordeling voor verwijzen naar belediging zonder aanhalingstekens te gebruiken in strijd met vrijheid van meningsuiting

02-01-2018 Print this page
B915229

EHRM, 4 April 2017, appl. No. 50123/06, Milisavljević v Servië

 

Publicatie. In 2003 was in Servië de samenwerking met het Joegoslaviëtribunaal onderwerp van publiek debat. Deze samenwerking zou meebrengen dat Servische verdachten van oorlogsmisdaden aan het tribunaal moesten worden uitgeleverd. Een meerderheid van de Servische bevolking was hier tegen. In die periode verscheen in de Servische krant Politika een door Ljiljana Milisavljević geschreven artikel over Nataša Kandić. Kandić is een mensenrechtenadvocate die zich indertijd duidelijk uitsprak als voorstander van samenwerking tussen Servië en het Joegoslaviëtribunaal. In haar artikel verwijst Milisavljević ernaar dat Kandić eerder voor heks en prostituee is versleten, zonder die termen tussen aanhalingstekens te zetten. Milisavljević werd in 2005 door de rechtbank in Servië schuldig bevonden aan belediging. Er werd haar geen boete opgelegd, maar wel een waarschuwing gegeven.

 

Het EHRM buigt zich in deze zaak over de vraag of de veroordeling van Milisavljević schending oplevert van haar door art. 10 EVRM beschermde uitingsvrijheid. Servië betwist niet dat de veroordeling tot inperking van de vrijheid van meningsuiting  leidde. Het Servische recht voorziet in het bestraffen van belediging om de reputatie van slachtoffers te beschermen als bedoeld in art. 10 lid 2 EVRM. De resterende vraag is dan of de inperking  “noodzakelijk in een democratische samenleving” is. Hieromtrent overweegt het EHRM onder verwijzing naar zijn eerdere rechtspraak dat de Servische gerechten de context van het publieke debat ten onrechte niet in hun beoordeling  hebben meegenomen. Ook is Kandić een bekend persoon en moet daarom worden geacht over een hoger incasseringsvermogen te beschikken.

 

Wat betreft het ontbreken van aanhalingstekens oordeelt het EHRM dat de formulering ‘although she has been called a witch and a prostitute’ niet relateert aan de mening van Milisavljević zelf, maar aan die van anderen. Gebleken is dat de bewoordingen inderdaad eerder door een andere journalist was gebezigd. Het EHRM benadrukt de boodschappersfunctie van de pers, die maakt dat journalisten zich niet hoeven te distantiëren van beledigende uitingen door anderen. Journalisten mogen, behoudens zwaarwegende redenen, niet voor hun verspreiding van dergelijke uitingen worden bestraft. Weglating van aanhalingstekens kwalificeert niet als een zodanige zwaarwegende redenen. Tot slot doet niet ter zake dat Milisavljević louter een waarschuwing kreeg. De veroordeling op zichzelf staat niet in een redelijke verhouding tot het gediende doel, en is daarmee niet “noodzakelijk in een democratische samenleving”.

 

Lees het arrest hier.