Vers van de rechtbank Den Haag

12-01-2012 Print this page

B9 10647. Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 januari 2012, HA ZA 10-1162, Document Security Systems (DSS) tegen Johan Enschedé & De Europese Centrale Bank.

Octrooirecht. Pan-Europees geschil over een octrooi van DSS op een druktechniek, waarop alle Euro-bankbiljetten inbreuk zouden maken. Het Hof Den Haag vernietigde eerder het Nederlandse deel van het octrooi (Hof Den Haag, 21 december 2010). De conventionele inbreukvordering en de reconventionele nietigheidsvordering worden op die grond afgewezen:

4.1/4.3: “Het bedoelde arrest is in kracht van gewijsde gegaan. Daarmee is de vernietiging van het Nederlandse deel van EP 750 onherroepelijk geworden. Dit betekent dat het Nederlandse deel wordt geacht van de aanvang af geheel niet de in de artikelen 53, 53a, 71, 72 en 73 bedoelde rechtsgevolgen te hebben gehad. Bij gebreke van enig uitsluitend recht, stuiten de vorderingen in conventie daarop af. (…) In reconventie komt de gevorderde vernietiging van het Nederlandse deel van EP 750 niet voor toewijzing in aanmerking nu ook hier geldt dat – kort gezegd – dit deel niet meer bestaat en geacht moet worden nooit te hebben bestaan.”

Lees het vonnis hier.

B9 10648. Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 januari 2012, HA ZA – 11-1628 Dr. Ing. H.C.F. Porsche Aktiengesellschaft tegen [X].

Merkenrecht. Dealerjurisprudentie. Teletubbies-achtige zaak. Gedaagde [X] deponeert het Beneluxwoordmerk Porsche (en later overigens ook SAAB-Spyker en Breitling) voor verf, machines (met expliciete uitzondering voor voertuigen) en gereedschap. De door Porsche ingestelde oppositie wordt gedeeltelijk toegewezen. Voor een verbod ‘sub c’ (bekend merk) laat de oppositieprocedure echter geen ruimte en ‘dient de gang naar de rechter te worden gemaakt’. Na nog een Beneluxwoordmerk en een Gmeeenschapswoord merk Porsche te hebben aangevraagd,  heeft [X] vervolgens aangeboden de merkregistraties over te dragen of in te trekken na betaling van 9 miljoen euro en twee Porsches.  De rechter oordeelt i.c. dat de depots nietig zijn en dat [X] de merken te kwader trouw heeft gedeponeerd om ‘Porsche te bewegen hem een fors bedrag te betalen voor de overdracht of intrekking’:

4.16 /4.17 (…) Gelet op het feit dat de waren waarvoor het Beneluxmerk I is ingeschreven en de [X] merkdepots soortgelijk zijn aan de waren en/of diensten waarvoor de PORSCHE merken zijn ingeschreven (behalve voor ‘broedmachines’ in klasse 7), en dat het Beneluxmerk I en de [X] merkdepots (in sterke mate) overeenstemmen met de PORSCHE merken die een groot onderscheidend vermogen hebben, is de rechtbank van oordeel dat daardoor de mogelijkheid bestaat dat bij het in aanmerking komende publiek directe dan wel indirecte verwarring wordt gewekt.(…) Daarmee faalt het verweer van [X] dat de PORSCHE merken en zijn depots elkaar niet overlappen en dus naast elkaar kunnen bestaan.

4.18. Op zich betekent dit al dat Beneluxmerk I (behalve voor ‘broedmachines’ in klasse 7) en de [X] merkdepots nietig zijn. Daarmee staat echter nog niet vast dat [X] met deze depots ook onrechtmatig jegens Porsche heeft gehandeld.

(…) 4.33. Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank voldoende aangetoond dat [X] bekend was met de PORSCHE merken, dat hij zijn depots als welbewuste aantasting van het belang van Porsche heeft verricht, namelijk met geen ander doel dan de depots tegen betaling van forse bedragen aan Porsche over te dragen. [X] maakt aldus misbruik van zijn bevoegdheid door steeds opnieuw het woordmerk PORSCHE te deponeren. De rechtbank is daarom van oordeel dat de depots van Beneluxmerk I en de [X] merkdepots te kwader trouw zijn verricht.

Lees het vonnis hier.

B9 10649. Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 januari 2012, HA ZA 11-175, Holland Printing Systems B.V. c.s. tegen Geddeg B.V. c.s.

Octrooirecht. Vonnis in incident in geschil m.b.t. textielprinters voor vlaggen en reclamedoeken. In de hoofdzaak vordert HPS de vernietiging van het octrooi van Geddeg en een verklaring voor recht m.b.t. tot gesteld rechtmatig voorgebruik. In het incident vordert HPS een voorlopige voorziening voor de duur van het geding. De rechtbank wijst de vordering af wegens het ontbreken van enig belang:

5.4. HPS c.s. heeft geen belang bij een voorlopige voorziening als gevorderd. Geddeg c.s. heeft immers in ieder geval na haar toezegging bij antwoord van handhaving af te zullen zien totdat de rechter in de hoofdzaak een verklaring voor recht geeft omtrent het gestelde openbaar voorgebruik geen handelingen ter handhaving van haar octrooirecht meer verricht (…). Voorts is daarbij gezichtspunt dat EP 095 voor Nederland is vervallen per 1 oktober 2010 – naar zeggen van Geddeg c.s.: op grond van een bewuste keuze van Geddeg, nadat in der minne geen regeling tussen partijen mogelijk bleek – en voorts dat Geddeg zich in de hoofdzaak niet inhoudelijk heeft verweerd tegen de onderbouwde stellingen van HPS c.s. dat EP 095 niet nieuw is en inventiviteit ontbeert en zich voor wat betreft het gestelde voorgebruik heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechter, terwijl Geddeg c.s. bovendien al bij antwoord onder 9 heeft aangegeven dat voorshands dient te worden uitgegaan van de nietigheid van EP 095.

Lees het vonnis hier.

B9 10650. Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 januari 2012, HA ZA 11-690, Vision Group B.V. & Routvision Nederland B.V. tegen Security B.V.

Merkenrecht. Voertuigvolg- en ritregistratiesystemen. Eiseres Vison Group is houdster van het Beneluxwoordmerk ROUTEVISION en maakt bezwaar tegen het gebruik door gedaagde van het teken ‘Road Vision’. Na dagvaarding is een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij gedaagde heeft aangegeven zich van verdere gebruik van het teken te onthouden. In casu stelt eiseres dat gedaagde zich niet heeft gehouden aan de overeenkomst en vordert nakoming van het boetebeding. De vordering wordt (ongematigd) toegewezen, nu gedaagde de handelsnaamregistratie niet heeft aangepast en het teken heeft gebruikt als metatag, in een advertentie en in een domeinnaam.

4.10. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat Security boetes is verschuldigd voor alle door RouteVision gestelde tekortkomingen met uitzondering van het niet overdragen van de domeinnaam. Security heeft niet bestreden dat uitgaande van die overtredingen de totaal door haar verschuldigde boete moet worden berekend op € 80.000,00 en dat de overeenkomst haar daarnaast verplicht tot betaling van een bedrag van € 3.000,00 aan kosten van rechtsbijstand. De vordering van RouteVision is dus toewijsbaar tot een bedrag van €83.000,00.

Lees het vonnis hier.