Verslag heropend debat wetsvoorstel CBO’s auteurs- en naburige rechten

09-03-2012 Print this page

B9 10914. Verslag heropend debat wetsvoorstel CBO’s auteurs- en naburige rechten (eerdere berichten hier). Wetsvoorstel Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (31766). 

“De voorzitter: Ik zie u lachen, maar u bent op dit moment de enige die het leuk vindt. Ik wil graag een beetje opschieten. Als je zulke teksten uitspreekt, kan ik voorspellen wat er gaat gebeuren.”

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. De conclusies van het vorige debat waren vrij duidelijk. Het CBO-systeem is in essentie goed, het toezicht moet worden versterkt en de vraag is vooral hoe. De staatssecretaris wilde niet verder gaan dan zijn eigen wetsvoorstel. Hij bleef ondanks aandringen van de Tweede Kamer tegen ex-ante-tarieventoezicht. De D66-fractie kwam met een amendement. De fracties van GroenLinks en CDA wilden ook scherper tarieventoezicht vooraf, maar kwamen in eerste instantie met een spookamendement en later met een amendement met vreemde trekjes. Het is een soort carnavalscommunisme. Aan het billijkheidscriterium wordt immers iets toegevoegd om cadeautjes uit te delen met andermans geld. Niet-commerciële organisaties zijn sympathiek, maar krijgen ook geen korting op bier of elektriciteit. Als zij die al krijgen, is dat niet aan de overheid, maar aan de verkopende partij. Over publiek geld mag de politiek dergelijke keuzes maken, maar niet over geld van auteurs, want die hebben het al niet zo breed.

De voorzitter: Ik zie u lachen, maar u bent op dit moment de enige die het leuk vindt. Ik wil graag een beetje opschieten. Als je zulke teksten uitspreekt, kan ik voorspellen wat er gaat gebeuren.

(…) Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik weet dat u het niet lang laat duren, maar het amendement is nog niet ingetrokken, dus ik moet toch een reactie geven op wat mevrouw Peters daarover heeft opgemerkt in haar termijn. Het is een bijzondere behandeling van het wetsvoorstel geworden, met spookamendementen en wandelgangenverhalen, maar daar kan ik niet zoveel mee. Ik zal mij baseren op wat er in de plenaire zaal is gezegd.

Ik denk niet dat ik op de korte mededeling van de heer Verhoeven in hoef te gaan. Hij heeft duidelijk gemaakt wat zijn positie was, maar dat had hij in de eerste twee termijnen ook al gedaan. Zonder in herhaling te vervallen is het misschien goed om te zeggen dat de onuitvoerbaarheid het grootste bezwaar is van de regering, zoals ook uit de brief bleek.

Daarbij zijn drie factoren doorslaggevend, maar uit de bijdrage van mevrouw Peters in derde termijn begrijp ik dat zij daarvan nog niet is overtuigd. Het eerste argument is de billijkheidstoetsing, die onlosmakelijk is verbonden met het concrete geval waarin tarifering moet plaatsvinden. Dat is inderdaad niet geschikt voor abstracte toetsing ex ante. Het wetsvoorstel heeft betrekking op buitensporigheid en in het amendement wordt voorgesteld om vooraf te toetsen op billijkheid. Dan krijg je vier soorten billijkheid waaraan je moet toetsen en dat wordt zeer moeilijk. Het tweede argument is dat het college de in het amendement gevraagde billijkheidstoetsing niet kan uitvoeren door het ontbreken van gegevens en een toetsingskader, zoals ik in de brief heb gemotiveerd. Het is echt onmogelijk om dat te doen. Het derde argument is dat het onverenigbaar is met de Europese en de internationale verplichtingen. Het vierde punt dat ik in herinnering wil roepen, is dat wij enorme tijdverlies zouden oplopen. Als het college iets moet doen wat het niet kan, zoals ik in de brief heb geschreven, zal dat heel veel tijdverlies geven. Dan worden ook alle goede dingen van het wetsvoorstel waarover het kabinet en de Kamer het eens zijn, een beetje teniet gedaan. Om die redenen heb ik gemeend de argumentatie in de brief zo te moeten omschrijven als ik heb gedaan.

Wellicht worden mevrouw Peters en mevrouw Van Toorenburg door mijn uitleg nog overtuigd om hun amendement in te trekken. Ik had eigenlijk gehoopt dat het argument van de onuitvoerbaarheid, dat het onmogelijk is om te doen wat in het amendement wordt gevraagd, voldoende zou zijn om dat te doen.

Volgens mij is er nu genoeg gewisseld over de argumenten en heb ik afdoende aangegeven waarom het amendement niet uitvoerbaar is.

Ik kom dan tot de bespreking van de motie. De regering gaat uiteraard niet over de constateringen van de indieners van een motie, maar ik heb wel moeite met de constatering in de motie dat het Pastors-overleg is mislukt. Ik denk dat dit veel te absoluut is. Je kunt zeggen dat niet het resultaat is behaald dat we allemaal hadden gewild, maar je kunt tegelijkertijd constateren dat er wel degelijk vooruitgang is geboekt. Dat is ook het standpunt van de regering.

Ik ga door naar het dictum van de motie. Ik heb een evaluatie aan de Kamer toegezegd. In die zin is datgene wat in de motie wordt gevraagd, niets nieuws. Ik ben dus ook bereid om aandacht te besteden aan de in de motie genoemde aspecten. Ik ben het eens met de indieners van de motie en met het brede gevoelen in de Kamer dat er wel wat te verbeteren is in deze sector. Daar heb ik ook goed naar geluisterd. Degenen die hier vandaag meeluisteren en ook de direct betrokkenen bij dit wetsvoorstel kennen ook het gevoelen van het parlement en de regering op dit punt. Dat betekent dat er de komende drie jaar dus ook heel veel zal moeten verbeteren.

Ik wil het oordeel over de motie graag aan de Kamer laten, maar ik ga er dan eigenlijk wel van uit dat het amendement op stuk nr. 21 wordt ingetrokken.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de heropening. We gaan volgende week dinsdag over het wetsvoorstel stemmen.

Lees het volledige verslag hier. Gewijzigde motie Peters hier.