Waarin een foto is opgenomen

20-09-2011 Print this page

B9 10148. Rechtbank Amsterdam, sector kanton, 24 augustus 2011, LJN: BT1960, Eiser tegen Gedaagde (Foto directeur).

Auteursrecht. Openbaarmaking met toestemming van de uitgever van krantenartikel waarin een foto is opgenomen ten aanzien waarvan de erven van de fotograaf het auteursrecht hebben. Voor die openbaarmaking hebben de erven van de fotograaf echter geen toestemming gegeven en de vorderingen tot schadevergoeding en volledige kostenvergoeding  worden toegewezen.

Wel wordt de te betalen vergoeding voor de gederfde licentie-inkomsten op een lager bedrag gesteld, €200,-, omdat de foto na sommatie meteen is verwijderd. De 1019h proceskosten zijn in beginsel voor gedaagde, maar door de weinig inschikkelijke opstelling van gedaagde (waardoor minnelijk overleg geen doorgang gevonden heeft en het tot deze procedure is gekomen) wijst de kantonrechter al wat eiser meer gevorderd heeft dan voormeld bedrag ad € 200,-- af. (N.B. eiser was bereid buiten gerechte  €900,-- te betalen, een bedrag dat de kantonrechter markeert met een ‘(!)’.

17.  [gedaagde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij van [naam dagblad] voor het gebruik van het artikel, inclusief de foto in kwestie toestemming verkregen had. Nu echter niet gesteld en ook niet anderszins gebleken is dat de licentie die [naam dagblad] met betrekking tot de foto in kwestie gekregen had, ook het recht omvatte derden toe te staan de foto als onderdeel van het krantenartikel openbaar te maken, moet geconcludeerd worden dat [gedaagde] het auteursrecht met betrekking tot die foto van de erfgenamen van [vader eiser] heeft geschonden.

18.  Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat, zoals [eiser] heeft gesteld, de gebruikelijke licentievergoeding voor het gebruik van de foto’s van [vader eiser] op internet € 280,-- inclusief BTW bedraagt en dit bedrag conform de richtprijzen fotografie 2010 is en overeenstemt met licentievergoedingen die andere fotografen hanteren voor publicatie op internet, zou de kanonrechter in beginsel dat bedrag als door [gedaagde] te betalen vergoeding voor de gederfde licentie-inkomsten van [eiser] redelijk gevonden hebben.

19.  Aangezien echter [eiser] bij brief d.d. 10 juni 2010 van zijn gemachtigde niet alleen op dat bedrag aanspraak gemaakt heeft, maar daarenboven [gedaagde] gesommeerd heeft de foto in kwestie met onmiddellijke ingang van haar website te verwijderen en verwijderd te houden, wat [gedaagde] ook gedaan heeft, dient de door [gedaagde] te betalen vergoeding voor de gederfde licentie-inkomsten op een lager bedrag gesteld te worden en wel – schattenderwijs – op
€ 200,-- inclusief BTW. Dat bedrag zal dan ook worden toegewezen.

21.  Met betrekking tot het overige door [eiser] gevorderde bedrag ad € 2.078,48 als vergoeding voor alle volgens hem gemaakte gerechtskosten en andere kosten, rijst de vraag waarom [eiser] niet in eerste instantie zelf [gedaagde] aangeschreven heeft, maar direct een raadsvrouwe heeft ingeschakeld die namens [eiser] bij haar brief d.d. 10 juni 2010 naast de gebruikelijke licentievergoeding ad € 280,-- incl. BTW aanspraak gemaakt heeft op een vergoeding van de kosten voor de handhaving van zijn auteursrechten ad € 250,-- en daarbij als klap op de vuurpijl aan [gedaagde] aangeboden heeft de zaak buitengerechtelijk af te doen tegen betaling door [gedaagde] van € 900,-- (!).

22.  Gelet op het verloop van de daarop volgende gebeurtenissen kan alleen maar geconcludeerd worden dat door de opstelling van [eiser] en/of zijn gemachtigde het door [gedaagde] gewenste minnelijke overleg geen doorgang gevonden heeft en het tot deze procedure gekomen is. Conclusie: wat [eiser] meer gevorderd heeft dan voormeld bedrag ad € 200,--, inclusief BTW wegens derving licentie-inkomsten, moet worden afgewezen.

23.  Bij deze uitkomst van de procedure moet [eiser] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de proceskosten.

De kantonrechter:

I.  veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] wegens vergoeding gederfde licentie-inkomsten € 200,-- inclusief BTW te betalen;
II.  wijst af het meer of anders gevorderde;
III.  veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure die aan de zijde van [gedaagde] gevallen zijn en die tot aan deze uitspraak begroot worden op € 50,--;
IV.  verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Lees het vonnis hier.