Warum die Zustimmung fehlt

25-05-2011 Print this page

B9 9714. Oberlandesgericht Düsseldorf, 10 mei 2011, I-20 U 157/10, Rewe Groβflächengesellschaft mbH tegen Converse Inc. (met dank aan Leonie Kroon en Niels Mulder, DLA Piper)

Merkenrecht. Parallelimport. Rechtsvergelijkende (hoewel het geharmoniseerde recht feitelijk hetzelfde is) bijdrage in aansluiting op de talrijke Converse-uitspraken van de laatste jaren (overzicht hier), met meest recentelijk (en vrijwel gelijktijdig met de Duitse uitspraak) het vonnis van de Rechtbank Assen, 18 mei 2011, B9 9678 (Converse / Scapino), waarin de figuur van de door de merkhouder zelf op de markt gebracht counterfeitschoen opdook. Dat gegeven komt in de Duitse zaak niet ter sprake.

Aardig scriptie-onderwerp: is, en zo ja in hoeverre is buitenlandse jurisprudentie eigenlijk relevant of interessant waar het geharmoniseerd recht betreft?

Het OLG oordeelt in hoger beroep dat de bewijslast m.b.t. authenticiteit en uitputting altijd bij de beweerdelijke inbreukmaker ligt, behalve (slechts) wanneer het distributiesysteem van de merkhouder aanleiding geeft tot omkering van de bewijslast ligt. Dat laatste is i.c. niet aan de orde.

“(…) Es ist daher Sache der Beklagten darzulegen und in gegebenenfalls zu beweisen, dass die von ihr veräuβerten Sportschuhe mit Zustimmung der Markeninhaberin in der Gemeinschaft in Verkehr gebracht worden sind (…). Markenrechtlich spielt es keine Rolle, warum die Zustimmung fehlt; ob es sich um eine Fälschung oder um einen Import aus einem Drittstaat handelt, ist gleich. Eine Ausnahme von diesem Grundsatz besteht nur, wenn der Markeninhaber seine Waren über ein ausschlieβliches Vertriebssystem in Verkehr bringt (…) und die Gefahr besteht, dass es zu einer Abschottung der nationalen Märkte kommt (…).

Lees de uitspraak hier.