Wet auteurscontractenrecht en DSM (Richtlijn 2019/790 - Auteursrechten en Naburige rechten in de Digitale Eengemaakte Markt)

22-11-2020 Print this page
B916121

<<Dossier richtlijn 2019/790 -  DSM>>

 

De DSM-richtlijn heeft betrekking op onderdelen van het auteurscontractenrecht en de implementatie daarvan zal gevolgen hebben voor de Wet ACR. In het evaluatie-onderzoek Wet ACR wordt waar van toepassing de mogelijke invloed van de DSM-richtlijn onderzocht.

 

"[...]

Hoewel het auteurscontractenrecht zich lange tijd aan de invloed van het unierecht heeft onttrokken, is dat door de aanvaarding en aanstaande implementatie van de DSM-richtlijn niet langer het geval. De richtlijn voorziet in diverse bepalingen van auteurscontractenrecht die gevolgen zullen hebben voor de Nederlandse regels die in dit onderzoek centraal staan. De DSM-richtlijn moet vóór 7 juni 2021 in het Nederlandse auteursrecht zijn geïmplementeerd.
De richtlijn en de implementatiewet vormen belangrijke randvoorwaarden voor de toekomstige interpretatie of aanpassing van het auteurscontractenrecht in Nederland. Voorts geldt dat, nu de DSM-richtlijn in werking is getreden op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de EU, oftewel op 7 juni 2019, het Nederlandse (auteurscontracten)recht vanaf dat moment mogelijk deels richtlijnconform moet worden geïnterpreteerd. Voor diverse auteurscontractenrechtelijke begrippen geldt derhalve al sinds 7 juni 2019 en zeker na 7 juni 2021 dat deze moeten voldoen aan de minimumnormen van de DSM-richtlijn en dat het Hof van Justitie van de EU het laatste woord heeft bij de interpretatie daarvan.

 

Op 11 mei 2020 is het wetsvoorstel tot implementatie van de DSM-richtlijn naar de Tweede Kamer gezonden. In dit wetsvoorstel zijn al bepaalde keuzes gemaakt ter zake van de implementatie van de auteurscontractenrechtelijke bepalingen van deze richtlijn. Naar de overtuiging van de onderzoekers is de bruikbaarheid van de onderhavige evaluatie er derhalve mee gediend om per deelonderwerp de mogelijke invloed van de DSM-richtlijn in ogenschouw te nemen, zonder daarbij te speculeren over mogelijke interpretatiekwesties.
De DSM-bepalingen over auteurscontractenrecht zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van titel IV van de richtlijn, in de artikelen 18 t/m 23. De meeste van deze bepalingen regelen onderwerpen die reeds een plaats hebben gevonden in de Wet ACR. Art. 18 DSM-richtlijn voorziet in een recht voor auteurs en uitvoerende kunstenaars op een ‘passende en evenredige vergoeding’, dat correspondeert met het recht op een billijke vergoeding van art. 25c lid 1 Aw. Art. 20 DSM-richtlijn verplicht tot invoering van een ‘mechanisme voor aanpassing van contracten’, dat sterk verwant is aan de ‘bestsellerbepaling’ van art. 25d Aw. Art. 21 DSM-richtlijn voorziet in een ‘procedure voor alternatieve geschillenbeslechting’, zoals geregeld in art. 25g Aw. Het ‘herroepingsrecht’ van art. 22 DSM-richtlijn, ten slotte, is reeds terug te vinden in art. 25e Aw.


Transparantieplicht
In één opzicht gaat de DSM-richtlijn verder dan de Wet ACR. In art. 19 DSM-richtlijn is een transparantieplicht opgenomen, die in zijn algemeenheid nog niet bestaat in het Nederlandse auteurscontractenrecht (maar mogelijk wel kan worden afgeleid uit de redelijkheid en billijkheid in het algemene contractenrecht). De enige transparantieplicht uit de Wet ACR is te vinden in art. 25d lid 4 Aw, en is beperkt tot situaties waarin de auteur zich op non usus wil beroepen. Deze bepaling komt erop neer dat exploitanten de facto reeds verplicht zijn een administratie bij te houden waaruit de omvang van de exploitatie blijkt.

De transparantieplicht van art. 19 DSM-richtlijn is tamelijk gedetailleerd beschreven en biedt verschillende opties. Kern van de zaak is dat de exploitant de maker als hoofdregel jaarlijks een overzicht moet verstrekken van de volledige exploitatie, inclusief de exploitatie door rechtsopvolgers, licentienemers en sub-licentienemers. Belangrijk is dat deze informatieplicht zich (zo nodig) ook uitstrekt over licentienemers en sub-licentienemers. Uit overweging 75 blijkt onder andere dat ook inkomsten uit merchandising tot de exploitatie-inkomsten worden gerekend.
Overweging 74 bij de DSM-richtlijn legt uit dat auteurs en uitvoerende kunstenaars informatie nodig hebben “om de economische waarde te kunnen beoordelen van hun rechten die op grond van het Unierecht zijn geharmoniseerd. Dit is met name het geval wanneer natuurlijke personen een licentie verlenen of rechten overdragen met het oog op exploitatie tegen een vergoeding. Die behoefte doet zich niet voor wanneer de exploitatie is gestaakt of wanneer de auteur of uitvoerende kunstenaar het algemene publiek een licentie zonder vergoeding heeft verleend”.

 

Het laatste zinsdeel duidt vermoedelijk op Creative Commons-licenties en andere vormen van gratis beschikbaar stellen op het internet, waarbij geen inkomsten worden verworven. De transparantieverplichtingen van art. 19 DSM-richtlijn gelden voorts niet voor collectieve beheersorganisaties (cbo’s), omdat die hun eigen transparantieregels kennen op grond van de Richtlijn collectief beheer (Richtlijn 2014/26/EU), zoals geïmplementeerd in de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (hierna: Wet toezicht cbo’s).

 

In het implementatiewetsvoorstel wordt de transparantieplicht omgezet in een nieuw art. 25ca Aw. Het derde lid, dat een implementatie vormt van art. 19 lid 4 DSM-richtlijn, bepaalt dat de informatieverplichting niet geldt “indien het aandeel van de maker bij de totstandkoming van het gehele werk niet significant is, tenzij de maker aantoont dat hij de informatie nodig heeft om een beroep op [de bestsellerbepaling van] artikel 25d te kunnen doen”. Voorts beperkt art. 25ca lid 4 Aw de informatieplicht tot de onder de omstandigheden redelijkerwijs te verwachten informatie, indien de administratieve lasten van het verstrekken van de informatie gelet op de exploitatie-inkomsten van het werk aantoonbaar onevenredig zouden zijn. Deze bepaling vormt een implementatie van art. 19 lid 3 DSM-richtlijn.

 

Met de invoering van een transparantieplicht wordt tegemoetgekomen aan een lang gekoesterde wens van auteurs en uitvoerend kunstenaars. Blijkens de gevoerde gesprekken bestaat er in de praktijk aan makerszijde grote behoefte aan meer inzichtelijkheid in de opbrengsten van exploitanten, met name verderop in de keten. Het bieden van transparantie is van belang voor de beoordeling of er sprake is geweest van een ‘billijke’ dan wel ‘passende en evenredige vergoeding’, van onvoldoende exploitatie, of juist van een ‘bestseller’."

 

Lees het volledige evaluatierapport hier