Wet bescherming bedrijfsgeheimen - Eerste Kamer - Memorie van antwoord

25-06-2018 Print this page
B915452

Regels ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen)

Eerste Kamer

Memorie van antwoord

 

"Inleiding
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag over het wetsvoorstel voor de Wet bescherming bedrijfsgeheimen. Het verheugt mij dat de leden van de ChristenUnie van mening zijn dat het wetsvoorstel de bescherming van bedrijfsgeheimen verbetert. Hieronder ga ik in op de vragen van de leden van de fractie van PvdA, waarbij de fracties van CDA en GroenLinks zich hebben aangesloten, en op de vragen van de leden van de fractie van ChristenUnie, in de volgorde waarin ze zijn gesteld. Deze memorie van antwoord wordt mede aangeboden door de Minister voor Rechtsbescherming.

 

Vragen van de leden van de fractie van PvdA

[...]

Zoals ik in de Tweede Kamer bij de behandeling van het wetsvoorstel heb gezegd, is er geen sprake van dat artikel 1019ie steeds zal leiden tot veroordeling van de in het ongelijk gestelde partij in de volledige proceskosten van zijn wederpartij. Een dergelijke veroordeling kan redelijk zijn bij flagrante inbreuken, als het bedrijfsgeheim glashelder is en als de inbreukmaker daarop welbewust inbreuk heeft gemaakt. Maar er zullen ook procedures zijn waarin het bedrijfsgeheim en de inbreuk daarop minder eenduidig zijn vast te stellen. Dan ligt een volledige proceskostenveroordeling veel minder voor de hand. In procedures over bedrijfsgeheimen is het immers van te voren veelal minder evident of er inbreuk wordt gemaakt dan dat is in procedures over intellectuele-eigendomsrechten. In tegenstelling tot intellectueleeigendomsrechten, is de bescherming van een bedrijfsgeheim geen absoluut recht dat jegens eenieder gehandhaafd kan worden. Anderen kunnen dezelfde knowhow opdoen door middel van parallel onderzoek of reverse engineering en zij worden ook niet verhinderd om hun eigen concurrerende (inclusief soortgelijke of zelfs identieke) producten, diensten of methoden te innoveren en ontwikkelen. Rekening houdend met de specifieke kenmerken van elk afzonderlijk geval kan de rechter maatwerk bieden door hetzij de hoofdregel van het liquidatietarief toe te passen, hetzij (maar dan moet het wel gevorderd zijn) de vergoeding van de redelijke en evenredige (gerechts)kosten toe te wijzen krachtens artikel 1019ie, mits de billijkheid zich daartegen niet verzet.

[...]"

 

Lees de volledige memorie van antwoord hier