Wie van partijen het gelijk aan haar zijde heeft

31-05-2011 Print this page

B9 9742. Vzr. Rechtbank Rotterdam, 31 mei 2011, KG ZA 11-185, Polyether Beddenhal (PBH) B.V. tegen Golden Dream c.s. (met dank aan Sesanne Leeuwenburg, Intellectueel Eigendom Advocaten).

Modellenrecht. Auteursrecht. Bedmeubels. Excecutiegeschil na wederzijdse beslagen volgend op twee kort gedingen m.b.t. het bedmeubel Baltimore’ van eisers (zie: B9 9249, Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 november 2010 (inbreuk modelrecht) resp. B9 9384, Rechtbank ’s-Gravenhage, 1 februari 2011(geen inbreuk model- of auteursrecht).

In het onderhavige geschil stelt eiser PBH zich op het standpunt dat, gelet op de inhoud van het vonnis van 1 februari 2011, het tussen partijen op 29 november 2010 gewezen vonnis een kennelijk misslag bevat en dat Golden Dream c.s. met de excecutie van de proceskostenveroordeling misbruik van bevoegdheid maakt. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen grotendeels af. Kort in citaten:

4.6. Nu de stellingen van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan kan de voorzieningenrechter, gelet op de reikwijdte van deze procedure, niet zonder meer bepalen wie van partijen het gelijk aan haar zijde heeft. De vraag of één van de vonnissen van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage een misslag bevat, en zo ja, welk vonnis, kan daardoor niet eenduidig worden beantwoord.

Golden Dream c.s. heeft evenwel - in tegenstelling tot PBH die haar vorderingen niet op vergelijkbare wijze nader heeft geconcretiseerd, doch met de in dit kort geding aan haar vorderingen ten grondslag gelegde stellingen en producties veeleer de indruk wekt geen executiegeschíl, maar een verkapt appel te voeren - met de door haar ter terechtzitting getoonde foto’s, in combinatie met de gegeven toelichting (bijvoorbeeld: de foto overgelegd als productie 8 in de procedure gevoerd tussen Golden Dream c.s. en Lion (productie 10 van PBH) is bewerkt respectievelijk gefotoshopt, hetgeen zou kunnen blijken uit de door Golden Dream c.s. in de onderhavige procedure overgelegde productie 9), naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een begin van bewijs geleverd van haar stelling dat Lion zich in tegenstelling tot hetgeen in het vonnis van 1 februari 2011 is overwogen niet kan beroepen op een ouder recht op het bedmeubel ‘Miami’ dan het recht van (één of meer van) Golden Dream c.s. op het bedmeubel ‘Baltimore’. Voorshands is daarmee aannemelijk geworden dat er een kans bestaat dat deze stelling in het hoger beroep tussen PBH en Golden Dream c.s. gehonoreerd wordt dan wel dat het vonnis van 1 februari 2011 in een tussen Golden Dream c.s. en Lion mogelijk te voeren hoger beroepprocedure op dat punt vernietigd wordt. In lijn hiermee dient in het kader van dit kort geding vooralsnog van de juistheid van het vonnis van 29 november 2010 te worden uitgegaan. Gelet hierop en nu bovendien gesteld noch gebleken is dat als gevolg van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 29 november 2010 sprake is van een noodtoestand aan de zijde van PBH, ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding om de executie van dit vonnis te schorsen. In elk geval is het beweerdelijk laat inzetten van de executie door Golden Dream e.s. geen rechtens te respecteren grond om thans tot schorsing van het vonnis van 29 november 2010 over te gaan.

Lees het vonnis hier.